Participio les 1

¡Buenos días!
¿Habéis dormido bien esta noche? 
¿Con quién has hablado esta tarde?
 ¿Qué habéis hecho este fin de semana?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

¡Buenos días!
¿Habéis dormido bien esta noche? 
¿Con quién has hablado esta tarde?
 ¿Qué habéis hecho este fin de semana?

Slide 1 - Slide

Clase de Hoy 
- Herhaling: explicar el pretérito perfecto 
- Onregelmatige voltooid deelwoorden (participios)
- Ejercicio 67
- Traducir frases NL-SP

Slide 2 - Slide

1. Wanneer gebruiken we de pretérito perfecto?
Als een gebeurtenis (1) kort geleden is gebeurd dus een direct verband heeft met het heden (bv. vandaag / vanmorgen / vanmiddag / deze nacht / dit weekend) óf als een gebeurtenis (2) geen concrete tijdsaanduiding heeft (nooit / vaak / ooit)

1. Hoy he trabajado mucho (vandaag heb ik veel gewerkt)
2. Nunca hemos comprado una casa (wij hebben nooit een huis gekocht)
.......................*nu ------------


Slide 3 - Slide

¡Buenos días!
¿Habéis dormido bien esta noche
¿Con quién has hablado esta tarde?
 ¿Qué habéis hecho este fin de semana?

Kun je de tijdsaanduidingen herkennen?

Slide 4 - Slide

2. Hoe maken we de pretérito perfecto?
Pretérito perfecto = (1) vervoeging werkwoord haber + (2) participio



(1)
(yo) he
(tu) has 
(el/ella) ha
(nosotros) hemos
(vosotros) habéis 
(ellos/ellas) han 

(2)
trabajado (ww. eindigt op -ar) : trabajar
comido (ww. eindigt op -er): comer
vivido (ww. eindigt op -ir): vivir 


Slide 5 - Slide

¡Buenos días!
¿Habéis dormido bien esta noche? 
¿Con quién has hablado esta tarde?

Van welke werkwoorden komen de (regelmatige) participios
dormido en hablado?

Slide 6 - Slide

3. Onregelmatige participios
¿Qué habéis hecho este fin de semana?

hecho = onregelmatige participio van het infinitief hacer 
Maak ejercicio 67 : verbind infinitieven met onregelmatige participios




timer
3:00

Slide 7 - Slide

3. Onregelmatige participios
1. romper - roto
2. abrir - abierto 
3.  cubrir - cubierto 
4.  morir - muerto
5.  leer / creer - leído / creído 
6. decir - dicho
7. hacer - hecho 
8. poner - puesto 
9.  volver - vuelto 
10. ver - visto
11.  escribir - escrito 
timer
2:00

Slide 8 - Slide

Traducir las siguientes 5 frases NL- SP
1. Ik heb de deur geopend
2. Mijn hond is vanmorgen gestorven
3. Heb jij met mijn zus gepraat? 
4. Mijn ouders zijn teruggegaan naar Spanje
5. Wat hebben jullie gezegd?


timer
5:00
de deur = la puerta  
de hond = el perro
Kijk naar ejercicio 67 voor de werkwoordsvormen!

Slide 9 - Slide

Traducir las siguientes 5 frases NL- SP
1. Ik heb de deur geopend - He abierto la puerta
2. Mijn hond is vanmorgen gestorven - Mi perro ha muerto esta mañana
3. Hij heeft nog nooit een boek gelezen - Nunca ha leído un libro
4. Mijn ouders zijn vandaag teruggegaan naar Spanje - Hoy mis padres han vuelto a España
5. Wat hebben jullie gezegd? - ¿Qué habéis dicho?

Slide 10 - Slide

Ejercicio 68: ¡Vamos a hablar!
Ejemplo:
este fin de semana (I) - (yo) (II) - volver (III) - a casa (IV)

Hoe maak je hier een pretérito perfecto van? 

Opdracht: Noem willekeurig 3 of 4 nummers. Je buurman/-vrouw combineert dan de vakjes uit de kolommen
I-III die bij die nummers horen en combineert dat weer met een woord/groep woorden uit
kolom IV (je mag zelf ook een ander woord bedenken).

Slide 11 - Slide

Hoy hemos aprendido:
- Formar el pretérito perfecto 
- Participios irregulares 

(!!!) Volgende stap: improviseren! 



Slide 12 - Slide