Oefenvragen MC - Pincode hoofdstuk 3

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

13 Oefenvragen

Hoofdstuk 3 - T2

Een baan voor een bepaalde tijd, tot een afgesproken einddatum is een ............... baan.

1. Flexibele
2. Vaste
3. Tijdelijke

Als je alleen werkt op momenten dat je nodig bent, heb je een ............. baan.

1. Flexibele
2. Tijdelijke
3. Vaste

Waarvoor geeft de Arbowet regels?

1. Voor de collectieve arbeidsvoorwaarden
2. Voor het minimumloon
3. Veilige en gezonde werkomstandigheden
4. Voor werk- en rusttijden

Teun (69) heeft zijn bedrijf verkocht en heeft nu geen werk meer. Is hij werkloos?

1. Ja
2. Nee

Faya (29) is werkloos en ontvangt een WW- uitkering. Is zij een geregistreerde werkloze?

1. Ja
2. Nee

Eén van de volgende afspraken kan niet in een cao voorkomen. Welke is dat?

1. De lonen in deze bedrijfstak stijgen per 1 juli met 1,5%.
2. Na een jaar ervaring krijg jij de functie van zelfstandig kok.
3. De voltijd werkweek heeft 38 uur.
4. Alle werknemers hebben per jaar 26 vakantiedagen.

Welk begrip past bij de volgende omschrijving?

Een opleiding of cursus volgen waarin je leert voor een baan.

1. Arbeidsverdeling
2. Fulltimebaan
3. Scholing
4. Vacature

Lees de volgende zinnen.
Wie is de werkgever? Kies het juiste antwoord.

1. Emir werkt als verkoper in een grote autozaak.
2. Felix is beveiliger bij een mediabedrijf.
3. Johannes is eigenaar van een grote ijssalon.
4. Sanne is mentor op een scholengemeenschap.

Tot hij werkloos werd, werkte Marnix via het arbeidsbureau bij een
bouwbedrijf. Na drie maanden werkloosheid heeft hij via het UWV een tijdelijke baan gevonden in een timmerwerkplaats.

Van wie krijgt Marnix zijn salaris?

1. Van de overheid.
2. Van de timmerwerkplaats.
3. Van het uitzendbureau.
4. Van het UWV.

Waarvoor geeft de Arbeidstijdenwet regels?

1. Voor de collectieve arbeidsvoorwaarden.
2. voor het minimum (jeugd)loon.
3. Voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.
4. Voor werk- en rusttijden.

5: Kies de gegevens waarmee je een grafiek kunt maken.

1. Je toetscijfers voor economie.
2. De mooiste films die je hebt gezien.
3. Het wekelijkse zakgeld dat je afgelopen jaar hebt ontvangen.
4. De namen van je vrienden.

Staafdiagram over snacks

Wat is de prijs van
de duurste snack?

1. € 2,50
2. € 2,75
3. € 2,25
4. € 3,-

Hoe groot is het prijsverschil tussen de duurste en de goedkoopste snack?

1. € 0,50
2. € 0,60
3. € 0,75
4. € 1,-