3H week 6: les 2

Le Futur simple
3 HAVO
WEEK 6- LES 2
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Le Futur simple
3 HAVO
WEEK 6- LES 2

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui
- Huiswerkcontrole B8 t/m B11 op GL online
- Uitleg bron C - le futur simple
- Oefenen met de Futur
- Maken ex. C13 + C14
- Huiswerk voor de volgende les

Slide 2 - Slide

Welke werkwoordstijden ken je al?




En vandaag leer je de Futur simple = de toekomende tijd
Je donnerai 
Ik zal geven
Présent
tegenwoordige tijd
Passé composé
volt. tegenwoordige tijd
Je donne
Ik geef
J'ai donné
Ik heb gegeven

Slide 3 - Slide

Le futur simple
de toekomende tijd 

Slide 4 - Slide

Le futur simple
Pendant les vacances je passerai une semaine à Paris. 
Tijdens de vakantie zal ik een week in Parijs doorbrengen.

  • le futur geeft aan wat er in de toekomst gaat gebeuren

Let op: je vertaalt deze tijd met IK ZAL... Het woordje zal/zullen vertaal je dus niet in het Frans, dat zit al in het werkwoord.

Slide 5 - Slide

Le futur simple
Het maken van de futur is niet heel moeilijk :) 
  • hele werkwoord + uitgang
  • bij onregelmatige ww: stam + uitgang

Wat valt je op aan de uitgangen van de futur?
je
ai
tu
as
il/elle/on
a
nous
ons
vous
ez
ils
elles
ont

Slide 6 - Slide

je passerai 
tu passeras
il passera
elle passera
on passera

nous passerons
vous passerez

ils passeront, elles passeront
ik zal doorbrengen
jij zult doorbrengen
hij zal doorbrengen
zij zal doorbrengen
men zal doorbrengen/wij zullen doorbrengen
wij zullen doorbrengen
jullie zullen doorbrengen, u zult doorbrengen
zij zullen doorbrengen

Slide 7 - Slide

Le futur simple
Maar er is wel een uitzondering.

  • wanneer het werkwoord op een -e eindigt, vervalt die -e

  • Bijvoorbeeld:
    prendre (nemen)             je prendrai, tu prendras, il prendra,    vendre    (verkopen)       je vendrai, tu vendras, il vendra                                              

Slide 8 - Slide

Le futur van onregelmatige ww
STAM + UITGANG: (uit je hoofd leren)

  • avoir - aur                         j'aurai, tu auras, il aura, etc.                        ik zal hebben
  • être  - ser                         je serai, tu seras, il sera, etc.                       ik zal zijn
  • aller   - ir                            j'irai, tu iras, il ira, etc.                                    ik zal gaan
  • faire   - fer                        je ferai, tu feras, il fera, etc.                         ik zal maken
  • pouvoir  -pourr             je pourrai, tu pourras, il pourra                 ik zal kunnen
  • vouloir  - voudr             je voudrai, tu voudras, il voudr               ik zal willen  
  • voir    -verr                       je verrai, tu verras, il verr                          ik zal zien

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Futur proche = nabije toekomende tijd
Vorm van gaan (aller + heel werkwoord)
Voor deze tijd heb je het rijtje van aller nodig

Ik ga werken = je vais travailler
Ik zal werken = Je travaillerai
je
vais
tu
vas
il
va
nous
allons
vous
allez
ils
vont

Slide 11 - Slide

Au travail!
Pak je mobiele telefoon en beantwoord de volgende vragen.
Eens kijken of jullie goed opgelet hebben.

Bonne chance!


Slide 12 - Slide

In welke tijd staat deze zin?

Je suis en troisième classe.
A
présent
B
passé composé
C
futur proche
D
futur simple

Slide 13 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Mon ami a eu un accident.


A
présent
B
passé composé
C
futur proche
D
futur simple

Slide 14 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Je vais manger une salade.
A
présent
B
passé composé
C
futur proche
D
futur simple

Slide 15 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Nous partirons demain.
A
présent
B
passé composé
C
futur proche
D
futur simple

Slide 16 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

On aime le français!
A
présent
B
passé composé
C
futur proche
D
futur simple

Slide 17 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Dans 10 ans, tu habiteras à Paris.
A
présent
B
passé composé
C
futur proche
D
futur simple

Slide 18 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Est-ce que tu as regardé Lupin sur Netflix?
A
présent
B
passé composé
C
futur proche
D
futur simple

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de futur simple?

Imagine ta vie dans 10 ans. Quel métier tu..............?
A
exerceras
B
exercerai
C
exercera

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de futur simple?

Je .................... professeur de français.
A
sera
B
seras
C
serai

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de futur simple?

Moi, directrice! Je ...................... beaucoup d'argent.
A
gagnera
B
gagnerai
C
gagneras

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de futur simple?

On .............. encore amies?
A
seront
B
serai
C
sera

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de futur simple?

Oui, bien sûr. Nous .............. des enfants.
A
auront
B
aurons
C
aurez

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de futur simple?

Et, on ................ en vacances ensemble avec nos familles.
A
partira
B
partirai
C
partirons

Slide 25 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de futur simple?

Qu'est qu'elle ............... dans 10 ans?

A
feras
B
fera
C
ferai

Slide 26 - Quiz

Huiswerk
Volgende week maandag
15 februari:

Goed doornemen: bron C (TB)
Afmaken: C13d+e, C14a+b
Leren: voca B (WB)

Slide 27 - Slide