1. Noteer de vragende voornaamwoorden uit de zinnen. Wie heeft dat gedaan?
Hij heeft wat gedaan, maar we weten het niet zeker
2. Welke twee aanwijzende voornaamwoorden kun je gebruiken bij meisje en huis?
3. Benoem de onderstreepte voornaamwoorden
- Hij weet wie het heeft gedaan
- Deze jongen rent snel weg
- Het mooiste wat hem is overkomen
- De ober wie wij een tip geven