This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.
Eindigt op: -EN, -D, -T
Twijfel je tussen -d of -t, gebruik dan weer 't ex-kofschip
Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.
Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d.
Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)
fee = feeën
knie = knieën
bacterie = bacteriën
porie = poriën