1) Nadruk leggen vooral op waar men
tegen is (parlementaire democratie, democratische rechten zoals vrijheid van meningsuiting, communisme, socialisme, vreemdelingen)
2) Nationalistisch
3) De ongelijkheid van mensen (bepaalde mensen zijn hoger ontwikkeld, hebben goede ideeën en veel wilskracht, die zijn beter)
4) Het leidersbeginsel, er moet één sterkte leider zijn (persoonsverheerlijking)
5) Totalitair
6) Uitgaan van gevoel, i.p.v. het verstand
7) Verheerlijking geweld
8) "Ondergeschikte" plaats voor vrouw