woordsoorten oef 3, 3 belangrijkste: ww, zn, bn

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   sept 2021

1 / 10
next
Slide 1: Slide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   sept 2021

Slide 1 - Slide

Bij het maken van zijn jaarlijkse budget neemt
hij een preventieve maatregel: geld sparen om onverwachte tegenslagen te kunnen betalen.
jaarlijkse
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Quiz

Bij het maken van zijn jaarlijkse budget neemt hij een preventieve maatregel: geld sparen om onverwachte tegenslagen te kunnen betalen.
budget
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quiz

Bij het maken van zijn jaarlijkse budget neemt hij een preventieve maatregel: geld sparen om onverwachte tegenslagen te kunnen betalen.
neemt
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

Bij het maken van zijn jaarlijkse budget neemt hij een preventieve maatregel: geld sparen om onverwachte tegenslagen te kunnen betalen.
preventieve
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Quiz

Bij het maken van zijn jaarlijkse budget neemt hij een preventieve maatregel: geld sparen om onverwachte tegenslagen te kunnen betalen.
maatregel
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quiz

Bij het maken van zijn jaarlijkse budget neemt hij een preventieve maatregel: geld sparen om onverwachte tegenslagen te kunnen betalen.
onverwachte
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quiz

Bij het maken van zijn jaarlijkse budget neemt hij een preventieve maatregel: geld sparen om onverwachte tegenslagen te kunnen betalen.
tegenslagen
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

Bij het maken van zijn jaarlijkse budget neemt hij een preventieve maatregel: geld sparen om onverwachte tegenslagen te kunnen betalen.
kunnen
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quiz

Bij het maken van zijn jaarlijkse budget neemt hij een preventieve maatregel: geld sparen om onverwachte tegenslagen te kunnen betalen.
betalen
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz