Talent-KB1-H2.3

Lezen 2.3
H2-les 3 lezen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen 2.3
H2-les 3 lezen

Slide 1 - Slide

Woord van de dag
Scrolfuik

Slide 2 - Slide

Doel van deze lessen Lezen

Door middel van teksten met vragen te maken, leren wat de volgende begrippen betekenen:


  • Leren wat feiten en meningen zijn.
  • Feiten en meningen herkennen.
  • De moeilijkewoordenwijzer leren toepassen.
  • Signaalwoorden herkennen die een opsomming aangeven.

Slide 3 - Slide

Vandaag 
Korte herhaling van de theorie 
Opdrachten controleren
Lezen in de bieb

Slide 4 - Slide

Vandaag 
Korte herhaling van de theorie 
Opdrachten controleren
Opdrachten maken

Slide 5 - Slide

mening: ik vind, naar mijn mening, het lijkt mij.....
Feit: iets wat werkelijk zo is of wat echt gebeurd is. Feiten kun je controleren 

Mening: wat een persoon ergens van vindt
(andere woorden: standpunt, oordeel, opinie en opvatting)

Argument: waarom je iets vindt, uitleg bij je mening.

Slide 6 - Slide

Wat is een feit?

Slide 7 - Open question

Wat is een mening?

Slide 8 - Open question

Moeilijke woordenwijzer
Heb ik het woord nodig om de tekst te begrijpen?
Ja
Staat de uitleg in de tekst?
  • ander woord
  • voorbeeld
  • omschrijving
Nee
Zoek de betekenis op!

Slide 9 - Slide

wat doe je met een
moeilijk woord?

Slide 10 - Mind map

Signaalwoorden voor
een
opsomming

Slide 11 - Mind map

tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverband: wat de woorden, zinnen, alinea's met elkaar te maken hebben.


Signaalwoorden: deze woorden laten je het verband zien tussen de woorden, zinnen of alinea's. Ze geven je een signaaltje (een seintje): let op, want hier komt iets wat weer met iets anders te maken heeft.

Slide 12 - Slide

verband: opsomming

Een opsomming somt zaken op. Je herkent dit verband aan de volgende signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.

Je kunt een opsomming ook herkennen aan dubbele punt (;), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of dots (*)


Bijv: Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.

Slide 13 - Slide

Voorbeeld 1
Ik moet eieren en melk kopen. Bovendien is de boter op en er is ook geen kaas meer.

en, bovendien, ook: signaalwoorden voor een opsomming. 
(Op mijn boodschappenlijstje staan: 
eieren, melk, boter en kaas.)
Het tekstverband noem je dus opsomming.

Slide 14 - Slide

Aantekeningen

Schrijf onderstaande aantekeningen in je aantekeningenschrift.


Feit: Iets wat werkelijk zo is, of zo is gebeurd.


Mening: Iets wat iemand anders ergens van vindt.


Signaalwoorden: Woorden die tekstverbanden aangeven.


Opsomming: Woorden/zinnen/alinea's die in een bepaalde volgorde worden geschreven/gezegd

Slide 15 - Slide

Moeilijk-woordenwijzer:

Vier stappen om de betekenis van een moeilijk woord te achterhalen.


Zoekend lezen:

Leesstrategie waarbij je direct zoekt naar de informatie die je nodg hebt.

Slide 16 - Slide

K1A Maken Talent H2.3 lezen


- K1A Opdracht 10 en 11 controleren, opdracht 12 klassikaal maken. opdracht 12 t/m 16 maken. 

- K1B Opdracht 12 t/m 16 controleren, tekst klassikaal lezen, opdracht 18 t/m 24 maken.


Slide 17 - Slide

K1A (14/11)
Wat: Maak de opdrachten 13 t/m 16, blz. 117 t/m 119.
Hoe: Je maakt de opdrachten de eerste 10 minuten zelfstandig, in stilte. Daarna mag je fluisterend overleggen. 
Hulp: Heb je een vraag? Steek je vinger op, dan help ik je.
Tijd: Je hebt 25 minuten de tijd, niet af dan is de rest huiswerk.
Klaar: Dan ga je verder met Fictie, eerst 1.2, daarna 2.2.
timer
10:00

Slide 18 - Slide

K1A (18/11)
Wat: Controleren de opdrachten 13 t/m 16, blz. 117 t/m 119.
Hoe: Dit doen we klassikaal
Hulp: Heb je een vraag? 
Klaar: Dan gaan we naar de bieb.

Slide 19 - Slide

K1A (20/11)
Wat: Maak eerst de opdrachten 18 t/m 20, blz. 120 t/m 124.
Hoe: Je maakt deze opdrachten zelfstandig, in stilte. Heb je deze klaar dan ga je deze fluisterend met elkaar bespreken. 
Dat klaar: dan zelfstandig weer verder met opdr. 21 t/m 24.
Hulp: Heb je een vraag? Steek je vinger op, dan help ik je.
Tijd: Je hebt 25 minuten de tijd, niet af dan is de rest huiswerk.
Klaar: Dan ga je verder met Fictie, eerst 1.2, daarna 2.2.
timer
10:00

Slide 20 - Slide

K1B
Wat: Controleren de opdrachten 18 t/m 24, blz. 120 t/m 124.
Hoe: Klassikaal
Dat klaar: dan gaan we naar de bieb
Hulp: Heb je een vraag? 

timer
10:00

Slide 21 - Slide

Welke vooraf gestelde doelen heb je behaald?

Slide 22 - Open question

Huiswerk K1A
Maak de opdrachten 13 t/m 16, blz. 117 t/m 119.

Slide 23 - Slide

K1B
Maak eerst de opdrachten 18 t/m 24, blz. 120 t/m 124.

Slide 24 - Slide