4..7 Schrijfexamen / Resume quiz






EXAMEN SCHRIJVEN
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson






EXAMEN SCHRIJVEN

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Je schrijfexamen telt voor 50% mee op je diploma
A
Klopt
B
Niet waar
C
Euhhhhhh geen idee eigenlijk...

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Tijdens het examen schrijf je een...........
A
Betoog
B
Artikel
C
Samenvatting
D
E-mail

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Tip
Kort en bondig schrijven. (voorkom herhalingen)
Hoe meer je schrijft, hoe meer kans op fouten.
Vermijd moeilijke woorden of gebruik woordenboek.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Tip

Houd de tijd in de gaten. Je hebt (ongeveer)2x35 minuten.
Zorg dat je voldoende tijd hebt om je schrijfproduct te controleren.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Geachte meneer/mevrouw,
A
Juiste aanhef voor een zakelijke mail
B
Onjuiste aanhef voor een zakelijke mail

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoe het wel moet:
- Geachte heer, geachte mevrouw
- Geachte heer
- Geachte mevrouw
- Geachte heer, mevrouw
- Geachte heer of mevrouw

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Met Vriendelijke Groet,
A
Juiste afsluiting van een zakelijke mail
B
Onjuiste afsluiting van een zakelijk mail

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Met vriendelijke groet en met vriendelijke groeten zijn beide correcte slotgroeten.
 Welke je kiest, hangt af van je eigen voorkeur en je relatie met de geadresseerde. 
Met vriendelijke groet is wat formeler en bewaart meer afstand. Met vriendelijke groeten is wat gezelliger en klinkt vriendelijker. 

Hoogachtend is te formeel en groetjes is te informeel voor een zakelijke brief of mail.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Een inleiding, kern en slot wordt in ieder schrijfproduct verwacht. Dit draagt niet alleen bij aan de samenhang, maar ook aan de leesbaarheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Door gebruik te maken van....... vergroot je de leesbaarheid.
A
Lange en korte zinnen afwisselend.
B
Alinea's
C
Verwijswoorden
D
Voegwoorden

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

In een persoonlijke brief mag ik best schrijffouten maken. Het is ten slotte een persoonlijke brief....
A
Helemaal waar!
B
Tuurlijk niet !

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Noem een voorbeeld
van een voegwoord

Slide 14 - Mind map

Met voegwoorden wordt het verband tussen (de inhoud van de) zinnen duidelijk. Meestal gaat het daarbij om het verband tussen een hoofdzin en een bijzin. Het voegwoord staat vrijwel altijd aan het begin van een bijzin.
Er zijn verschillende soorten verbanden mogelijk.
De meestvoorkomende ‘verbindende’ voegwoorden zijn dat en of. Ze hebben geen echte betekenis, maar alleen een verbindende functie. Met dat wordt de inhoud van de bijzin voorgesteld als iets wat min of meer zeker is; met of juist als iets wat niet zeker is. Voorbeelden:
Ze vertelde dat ze haar rijbewijs had gehaald.
Ik vroeg haar of ze haar rijbewijs had gehaald.
Ik hoorde dat ze vertelde dat ze was geslaagd.
Voegwoorden
Met voegwoorden wordt het verband tussen (de inhoud van de) zinnen duidelijk. Meestal gaat het daarbij om het verband tussen een hoofdzin en een bijzin. 
.
De meest voorkomende ‘verbindende’ voegwoorden zijn dat en of

Ze hebben geen echte betekenis, maar alleen een verbindende functie. 

Slide 15 - Slide

De meest voorkomende ‘verbindende’ voegwoorden zijn dat en of. Ze hebben geen echte betekenis, maar alleen een verbindende functie.
Ik vroeg haar of ze haar rijbewijs had gehaald.
Ik hoorde dat ze vertelde was geslaagd.
Ik weet niet of ik hier aan het juiste adres ben.
Ik hoop dat ik hier aan het juiste adres ben.
Het voegwoord 'dat' wordt gebruikt als iets wat min of meer al zeker is.

Het voegwoord of  wordt gebruikt als iets (nog) niet zeker is. 
Vb
Ze vertelde dat ze haar rijbewijs had gehaald.
Ik vroeg haar of ze haar rijbewijs had gehaald.
Ik hoorde dat ze vertelde dat ze was geslaagd.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Je mag afkortingen gebruiken in een zakelijke brief, zoals bijv. m.v.g. n.v.t. etc.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Je kunt een eerste zin prima
beginnen met Ik.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Tip
Controleer jouw schrijfproduct na afloop op HOOFDLETTERS, komma's en punten. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Gebruik tussenkopjes bij het schrijven van een artikel
A
Het maakt een tekst meer leesbaar, niet verplicht.
B
Hoeft niet perse

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Link

This item has no instructions

Slide 23 - Link

This item has no instructions

Een zakelijke e-mail schrijven

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Schrijf je bij een zakelijke e-mail formeel of informeel?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort bij elkaar?
FORMEEL
INFORMEEL
Een e-mail afsluiten met 'groetjes'
Iemand aanspreken met 'geachte'
Het gebruik van emoji's
Iemand aanspreken met 'u'
Respectvol en netjes

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions




Indeling van een e-mail
  1. Aanhef  
  2. Inleiding  
  3. Middenstuk (kern)  
  4. Slot  
  5. Afsluiting 
  • Geachte…… of Beste……. 
  • (Wie ben je en) waarom schrijf je. 
  • Informatie. Boodschap. Vragen. Verwijzing naar bijlagen. 
  • Verwachting. Bedanken.
  • Met vriendelijke groet,
    Je naam

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Goed voorbeeld!

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Je schrijft een zakelijke e-mail aan Martijn Koenders.

Welke aanhef is dan goed?
A
Geachte Koenders,
B
Geachte Martijn Koenders,
C
Geachte heer Koenders,
D
Geachte Martijn,

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

INFORMEEL
(vrienden, familie etc.)

  • Schatje 
  • Lieve 
  • Yo
  • Thnxs 
  • Groetjes 
  • See you!

FORMEEL
(instanties)

  • Geachte 
  • Beste 
  • Gebruik u / uw i.p.v. je of jullie 
  • Dank u wel 
  • Met vriendelijke groet 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

"Dank U voor deze maaltijd"
Deze zin zou je kunnen lezen in
A
een formele brief
B
de Bijbel
C
een menu kaart
D
een informeel bedankje

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Slide 32 - Link

This item has no instructions