1: Verdeel de zin in zinsdelen en onderstreep de PV
2: OW (let op: een onderwerp begint NOOIT met een VZ!)
3: WG -> PV + rest van WW
4: LV ->Kun je de vraag stellen: WAT + WG + OW? (let op: een LV begint NOOIT met een VZ!)
5: MV -> Kun je vragen aan wie? Of Voor wie?
6: BWB -> alle zinsdelen die overblijven en antwoord geven op vragen als: waar? Wanneer? Waarom? Hoe? En woordjes als misschien, nooit, wel niet etc zijn ook BWB
Slide 11 - Slide
volgens mijn moeder moet ik beter naar mijn docent luisteren
Volgens mijn moeder Imoet Iik Ibeter Inaar mijn docent Iluisteren