This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Unit 6 English as a world language
Slide 1 - Slide
Lesson 6.4 Reading - FILMS & BOOKS
Planning les:
6.4: Grammar
Leren: Past Simple, Present Perfect & Past Perfect
Klaar?
Woordjes 6.2/6.3/6.4 leren
Learning targets:
Understanding important factual information in short reports and articles
Knowing when and how to use past tenses
Slide 2 - Slide
Past simple & present perfect & past perfect
Slide 3 - Slide
Past simple
Wanneer? Actie in het verleden en is afgelopen
Slide 4 - Slide
Past simple regular
+ (positief) Werkwoord + ed
- (negatief) didn't + werkwoord
? (vraag) Did + werkwoord
Slide 5 - Slide
Past simple irregular
Voorbeelden:
Take - took - taken
ride - rode - ridden
Slide 6 - Slide
Present perfect
Wanneer? Actie in het verleden is begonnen en nu nog steeds effect heeft.
Slide 7 - Slide
Present perfect
+ (positief) Have/has + volt. deelw.
- (negatief) Haven't/hasn't + volt. deelw.
? (vraag) Have/has + volt. deelw.
3e rijtje dus belangrijk om te leren!
Slide 8 - Slide
Past perfect
Wanneer? De eerste actie in het verleden.
Example: I had had a fight with my parents and after that we made up again.
Slide 9 - Slide
Past perfect
+ (positief) had + volt. deelw.
- (negatief) hadn't + volt. deelw.
? (vraag) Had + volt. deelw.
3e rijtje dus belangrijk om te leren!
Slide 10 - Slide
Past Perfect
De past perfect verwijst naar een tijd eerder dan nu. Het wordt gebruikt om duidelijk te maken dat een gebeurtenis eerder plaats vond dan een andere gebeurtenis in het verleden.
Het maakt niet uit welke het eerst genoemd wordt in een zin, de vervoeging maakt duidelijk welke tijd het is.
In deze voorbeelden is A de eerste gebeurtenis en B de tweede of de meest recente.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Wanneer gebruik je present perfect?
A
Als iets in het verleden gebeurd
B
Als iets afgelopen is in het verleden
C
Als iets in het verleden begon en nu nog steeds invloed heeft