5.8 - hv - woordsoorten

5.8 woordsoorten
aanwijzend voornaamwoord
&
vragend voornaamwoord
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.8 woordsoorten
aanwijzend voornaamwoord
&
vragend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Na deze les ken je de twee woordsoorten aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord en heb je ermee geoefend.

Slide 2 - Slide

aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets of iemand aan.
Heb je deze schoenen al gepast?
Meestal gebruik je een aanwijzend voornaamwoord bijvoeglijk.
Het staan dan voor een zelfstandig naamwoord.
Voor een het-woord staat dit of dat: dit proefwerk, dat opstel
Voor een de-woord staat deze of die: die hoek, deze vrouw


Slide 3 - Slide

Die, deze, dat en dit kun je ook zonder zelfstandig naamwoord worden gebruikt. Ze worden dan zelfstandig gebruikt.
Dat was leuk! Kunnen we dit nog een keer doen?

zo'n, zulke, dergelijke
Zo'n rare film heb ik nog nooit gezien.

Slide 4 - Slide

vragend voornaamwoord
Vraagt naar personen of dingen.
‎Wie is dat? ‎
Welke boeken heb jij gelezen?‎

Het kan zowel zelfstandig (Wie ben jij?) als bijvoeglijk gebuikt worden (Welke boeken heb jij gelezen?) gebruikt worden.
Wie, wat, welk(e) en wat voor (een)

Slide 5 - Slide

Het vraagwoord staat vaak voor in de zin, maar dit hoeft NIET.
Ik vraag me af wie mij gebeld heeft.
Weet jij wat voor computer het snelst is?
LET OP! vragende voornaamwoorden verwijzen altijd naar iets of iemand. Andere woorden aan het begin van een vragende zin zijn dus geen vragende voornaamwoorden.
Hoe ga jij daar naartoe? 

Slide 6 - Slide


Wij hebben duidelijk gemaakt dat we dat niet leuk vonden.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 7 - Quiz


Wat ligt daar op de grond?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 8 - Quiz


Misschien kan mijn broer zich het nog herinneren.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 9 - Quiz


Mooi tas, die wil ik ook!
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 10 - Quiz


Ik heb echt zin in dat ijsje.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Aan de slag!
maak de opdrachten van paragraaf 5.8 uit Magister.me

Slide 12 - Slide