Thema 2- week 2 - les 7 Voegwoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 6,7

Hard van buiten ....

Kan jij één zin maken

Ik ben bang.

Ik verstop me.

lesdoel

Ik kan zinnen samenvoegen met voegwoorden.

Schrijf één ding over jezelf op.
Bijvoorbeeld: Ik houd van pizza.

Schrijf nog één ding over jezelf op
Bijvoorbeeld: Ik houd van friet

Probeer nu van die twee zinnen
één zin te maken.

Welk woord heb je tussen
de twee zinnen gezet?

en - of - maar - want

dit zijn voegwoorden

- Ik poets mijn tanden en ga naar bed.

- Ga je naar bed of blijf je op

- Ik ga niet naar bed, maar mijn zus wel.

- Ik ga naar bed, want ik ben moe

Welke 4 voegwoorden ken jij nu?

DE KOMMA

 Bij en en of plaats je geen komma.

Bij maar en want plaats je wel een komma.

- Ik poets mijn tanden en ga naar bed.

- Ga je naar bed of blijf je op

- Ik ga niet naar bed, maar mijn zus wel.
- Ik ga naar bed, want ik ben moe

Na welke 2 voegwoorden zet jij geen komma?

Wat is het voegwoord?

Ik moet mijn dropjes verstoppen, want mijn broer eet ze allemaal op.

1. hij
2. eet
3. op
4. want

Wat is het voegwoord?

Wil jij linksaf of wil jij rechtsaf?

1. Wil
2. jij
3. of
4. links

Wat is het voegwoord?
Ik snap best dat mensen schrikken van mijn uiterlijk, maar dat is hun probleem.

1. maar
2. uiterlijk
3. mijn
4. dat

Wat is het voegwoord?

Ik leef hartstikke sober, maar hou wel van lekker eten.

1. ik
2. harstikke
3. maar
4. lekker

Welk voegwoord past onder de vlek?

1. en
2. of
3. maar
4. want

Welk voegwoord past onder de vlek?

1. en
2. of
3. maar
4. want

Welk voegwoord past onder de vlek?

1. en
2. of
3. maar
4. want

Welk voegwoord past onder de vlek?

1. en
2. of
3. maar
4. want

Welk voegwoord past onder de vlek?

1. en
2. of
3. maar
4. want

Maak de zin af:
Ik ga naar huis en ik...

Maak de zin af:
Ik ga graag bij opa en oma logeren, want...

Sanne heeft zich gedoucht, ............. ze was vies.

1. en
2. of
3. maar
4. want

Gaan we naar de winkels .. naar de bioscoop.

1. en
2. of
3. want
4. maar

Hoe kun je de zin het beste afmaken.

De baby huilt, want .........

1. ze is stil.
2. ze heeft honger.
3. ze slaapt.

Hoe kun je de zin het beste afmaken.

Moeder is aan het fietsen, maar .........

1. door de wind gaat ze langzaam.
2. ze geniet van de dag.
3. ze is aan het wandelen.

De voegwoorden en, of, maar en want
 verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 

- Ik poets mijn tanden en ga naar bed.

- Ga je naar bed of blijf je op

- Ik ga niet naar bed, maar mijn zus wel.

- Ik ga naar bed, want ik ben moe

Aan de slag

blok 2 - week 4 - les 19

Leerdoelen

- Ik poets mijn tanden en ga naar bed.

- Ga je naar bed of blijf je op

- Ik ga niet naar bed, maar mijn zus wel.

- Ik ga naar bed, want ik ben moe