Risico en rendement $3.1: Verhandelbare risico's

Wat gaan we doen op woensdag 20 januari:
- stand van zaken praktische opdracht
- check huiswerk en inhoud $2.5
- introductie Hoofdstuk 3
- vragers en aanbieders op de geld- en 
  kapitaalmarkt

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Wat gaan we doen op woensdag 20 januari:
- stand van zaken praktische opdracht
- check huiswerk en inhoud $2.5
- introductie Hoofdstuk 3
- vragers en aanbieders op de geld- en 
  kapitaalmarkt

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
begrijpen wie vragers en aanbieders op de vermogensmarkt zijn
begrijpen hoe het evenwicht op de vermogensmarkt ontstaat
kennen van de verschillende deelmarkten van de vermogensmarkt
weten wat effecten, aandelen en obligaties zijn
begrijpen van de voor- en nadelen van de beleggingsmogelijkheden

Slide 2 - Slide

Wat doe je als je geld over hebt en niet gebruikt?

Slide 3 - Mind map

Wat doe je als bedrijf als je geld nodig hebt?

Slide 4 - Mind map

►   Vermogensmarkt = geheel van vraag naar en aanbod
       van vermogen
       --> Vermogensmarkt bestaat uit 2 deelmarkten:

             ►   Geldmarkt = geheel van vraag en aanbod van
                    kredieten, leningen e.d. met een looptijd korter 
                    dan twee (één) jaar.

             ►   Kapitaalmarkt = geheel van vraag en aanbod
                    van langlopende leningen met een looptijd 
                    langer dan twee (één) jaar en permanent vermogen 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

2

Slide 7 - Video

01:01
Wat was ook alweer de definitie van rendement, die we leerden bij Heden, verleden en toekomst?

Slide 8 - Open question

01:45
Noem de verschillen tussen sparen en beleggen

Slide 9 - Open question

Wie zijn de voornaamste vragers naar vermogen?

Slide 10 - Mind map

Vragers naar vermogen:

1.     Consumenten/particulieren die willen lenen

2.    Overheden die willen lenen om te besteden/investeren

3.    Ondernemingen die willen lenen om te besteden/investeren


 --> Financieringskosten = alle kosten die verbonden zijn aan
       het lenen van geld

Slide 11 - Slide

Aanbieders van geld:

1.     Institutionele beleggers = instellingen die grote bedragen 
       te beleggen hebben om rendement mee te behalen, zoals bijv.:
       .  Pensioenfondsen
       .  Levensverzekeringsmaatschappijen
2.    Particulieren die willen sparen of beleggen
3.    Ondernemingen die voor een korte periode hun (overtollige)
       liquiditeiten op de bank of via de beurs beleggen
4.   Overheden = die voor een korte periode hun (overtollige)
      liquiditeiten op de bank of via de beurs beleggen

Slide 12 - Slide

4

Slide 13 - Video

0

Slide 14 - Video

00:17
Uit de schoorsteen 'floept' geld, maar wat is er eerst aan vooraf gegaan, als je het over geld hebt?

Slide 15 - Open question

00:31
Eigen vermogen
Lang Vreemd Vermogen
Kort Vreemd Vermogen
Aandeel
Obligatie
Geef aan wat voor vermogen aandelen en obligaties zijn

Slide 16 - Drag question

00:48

Welke marktvorm heeft de beurs?

Slide 17 - Open question

01:44
Wat is het voordeel van een beleggingsfonds?

Slide 18 - Mind map

Vermogensmarkt = het geheel van vraag en aanbod
van vermogen
--> de vermogensmarkt is een abstracte markt
--> op de vermogensmarkt wordt gehandeld in 
      'vermogenstitels' (= effecten)
      Effecten = rechten/vermogenstitels met een
      financiële waarde

Slide 19 - Slide

--> op de vermogensmarkt wordt gehandeld in 
      documenten met een verwachte waarde
      en een bijbehorend risico
      --> anders gezegd: sommige risico's zijn dus 
            'verhandelbaar'........
            bijv. bij het doorverkopen van een lot of 
            een effect met onbekende waarde (in de
            toekomst) op de kapitaalmarkt

           Speculeren = het handelen in effecten om 
                                       koerswinsten te realiseren 

Slide 20 - Slide

--> effecten vertegenwoordigen een schuld of bezit
--> effecten kennen een nominale waarde en een koerswaarde 
      (=  de koers oftewel de prijs)

 
Aandelen = eigendomsbewijzen van bedrijven
--> hebben een nominale waarde en een koerswaarde 
--> geven recht op dividend (= winstuitkering)

Obligaties = schuldbewijzen van bedrijven/overheden
--> hebben een nominale waarde en een koerswaarde 
--> geven recht op rente/interest

Slide 21 - Slide

Obligaties = schuldbewijzen van bedrijven/overheden
--> hebben een nominale waarde en een koerswaarde 
--> geven recht op rente/interest
--> vaak een grote lening in honderden/duizenden stukjes
      1.  Bedrijfsobligaties = schuldbewijzen voor een (grote) lening
          die een onderneming is aangegaan
      2. Staatsobligaties = schuldbewijzen voor een (grote) lening 
          die de overheid is aangegaan

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video