mavo1- herhaling lezen



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les

Tien minuten stil lezen
Start nieuw onderwerp


Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 51
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les

Tien minuten stil lezen
Start nieuw onderwerp


Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

In deze les gaan we cursus 1 Lezen kort herhalen

Slide 3 - Slide

Er zijn 6 woordraadstrategieën

Slide 4 - Slide

Ook in je eigen teksten kun je de lezers helpen om de betekenis te vinden van woorden die ze misschien niet kennen. Je doet dat met synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden en tegenstellingen.




Slide 5 - Slide

 Zo vind je synoniemen
 
Gebruik een woordenboek of kijk op synoniemen.net.
Ga in Word met de cursor op een woord staan. Klik op de rechtermuisknop en ga op Synoniemen staan (of kijk bij Extra in de Synoniemenlijst). Meestal verschijnt rechts een lijst woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis; soms staan er ook antoniemen (tegenstellingen) bij.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

 Zo maak je tegenstellingen
 
Kies een ander woord met een tegengestelde betekenis: gul ↔ gierig; openbaar ↔ privé; troebel ↔ helder.





Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Je kunt het onderwerp in één of een paar woorden zeggen.
Als je al weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen. Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, is het niet nodig om de tekst helemaal te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend.

Slide 12 - Slide

Zo lees je oriënterend
1 Bekijk de tekst:
Lees de titel.
Kijk naar de afbeeldingen (illustraties) bij de tekst.
Lees de titels die boven tekstgedeeltes staan. Die titels noem je tussenkopjes.
Kijk of er woorden zijn die anders gedrukt zijn, bijvoorbeeld vet, schuin, GROOT of gekleurd.
Let op woorden die vaker gebruikt worden

Slide 13 - Slide

2 Lees het eerste stukje van de tekst (de inleiding). Vaak is dat één alinea, soms zijn het er twee. Soms is het eerste stukje vetgedrukt. Hier vind je vaak het onderwerp al in een paar woorden.

Het onderwerp van een kijk- of luisterfragment
Ook kijk- en luisterfragmenten hebben een onderwerp. Bij een kijk- of luisterfragment hoor je vaak in de inleiding (het begin) wat het onderwerp van het fragment is.

Slide 14 - Slide

Zo vind je het onderwerp van een kijk- of luisterfragment
Let op de titel van het programma of het filmpje.
Luister goed naar de inleiding van het programma of filmpje.
Let op woorden die vaker gebruikt worden.
Geef antwoord op de vraag: waarover gaat dit programma of filmpje?

Slide 15 - Slide

Elke tekst wordt geschreven met een doel: de schrijver wil iets bereiken. Er zijn vijf tekstdoelen
amuseren, 
informeren, 
instrueren, 
overtuigen en
 activeren. 
Je kunt het tekstdoel bepalen als je weet wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken.

Slide 16 - Slide


Vaak heeft een tekstsoort een vast tekstdoel. Zo is een grapje bedoeld om je aan het lachen te maken (amuseren) en een reclamefolder om je iets te laten kopen (activeren).

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt. 

Bij het onderwerp kleding kan de hoofdgedachte zijn: We gooien steeds meer kleding weg, maar ook: Via sociale media en internet kun je tegenwoordig gemakkelijk kleding ruilen.
Let op: de hoofdgedachte van een tekst is nooit een vraag.

Slide 19 - Slide

Zo vind je de hoofdgedachte van een tekst

Lees de tekst precies.
Kijk aan het begin en het eind van de tekst of de hoofdgedachte daar letterlijk staat. Als dit niet zo is, vraag je dan af wat het antwoord is op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt?

Slide 20 - Slide

Teksten zijn verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen omdat ze over hetzelfde gaan. 

 

Iedere nieuwe alinea begint op een nieuwe regel.

 

Slide 21 - Slide

In een goede alinea staat de belangrijkste informatie in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin van de alinea en soms de laatste.


De kernzin kan ook de tweede zin zijn; de eerste zin geeft dan vaak het verband met vorige alinea’s aan

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Wat is een synoniem van liegen

Slide 28 - Open question

Synoniem voor schrijver is
A
Man
B
Auteur
C
Boek
D
lezen

Slide 29 - Quiz

Geef een synoniem voor stelen

Slide 30 - Open question

Wat is een synoniem voor leerling?

Slide 31 - Open question

Goudgele rakker is een synoniem voor?
A
een blonde jongen
B
een witte labrador
C
een biertje
D
een pils

Slide 32 - Quiz

Een synoniem voor vanzelfsprekend is?
A
duidelijk
B
veel praten
C
je vertelt uit jezelf
D
helder

Slide 33 - Quiz

synoniem voor amicaal
A
lokaal
B
vriendschappelijk
C
iemand met een kaal hoofd
D
een microfoon

Slide 34 - Quiz

synoniem voor precies?
A
moeilijk
B
kiespijn
C
nauwgezet
D
predikant

Slide 35 - Quiz

synoniem voor het hebben van een band met elkaar
A
verwantschap
B
soldaten
C
muziek

Slide 36 - Quiz

synoniem voor een filmverslag
A
bespreking
B
word document
C
documentaire
D
recensie

Slide 37 - Quiz

synoniem voor bejegenen
A
verjagen
B
geven
C
behandelen
D
regenen

Slide 38 - Quiz

synoniem voor aanpak
A
maatkostuum
B
pakketje
C
vast
D
beleid

Slide 39 - Quiz

mavo1-Lezen Cursus 1

Slide 40 - Slide

mavo1-Lezen Cursus 1

Slide 41 - Slide

mavo1-Lezen Cursus 1

Slide 42 - Slide

mavo1-Lezen Cursus 1

Slide 43 - Slide

mavo1-Lezen Cursus 1

Slide 44 - Slide

mavo1-Lezen Cursus 1

Slide 45 - Slide

mavo1-Lezen Cursus 1

Slide 46 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 47 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 48 - Slide

Aan de slag

Slide 49 - Slide

Lezen: theorie van blz. 10

Maken:
opdr. 1+2
blz.11

Slide 50 - Slide

mavo1- herhaling lezen

Slide 51 - Slide