2.1 t/m 2.4 Herhaling

1 / 17
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Deze week
Vandaag
Herhalen 2.1 t/m 2.4
  • Quiz
  • Leerdoelen check

Woensdag
2.5 Gesloopt gesteente

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 2.1 t/m 2.4
  • Je kent de opbouw van de aarde.
  • Je weet dat de aardkorst bestaat uit verschillende soorten korst.
  • Je begrijpt dat platentektoniek wordt aangedreven door de interne hitte van de aarde.
  • Je weet op welke manieren de aardplaten ten opzichte van elkaar bewegen.
  • Je begrijpt dat natuurlijke processen zoals ze nu plaatsvinden informatie leveren over natuurlijke processen in het verleden.
  • Je begrijpt dat divergente en convergente plaatbewegingen ontstaan door een duwkracht vanuit de midoceanische rug en een trekkracht in subductiezones.
  • Je weet welke typen vulkanen er worden onderscheiden en welke eruptietypen bij deze vulkanen voorkomen.
  • Je kunt aan de hand van de plaatbeweging bepalen welk type eruptie en welk type vulkaan ontstaat.
  • Je begrijpt het verband tussen ontstaan en kracht van een aardbeving en de platentektoniek.
  • Je begrijpt dat endogene processen bijdragen aan het ontstaan van plooien, breuken, vulkanen,aardbevingen en gebergten.

Slide 3 - Slide

Bekijk de bron hiernaast. In welke rij staan de juiste begrippen?
A
1 = binnenkern, 2 = buitenkern, 3 = convectie, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
B
1 = kern , 2 = warmte uitstraling, 3 = convectie, 4 = mantel, 5 = korst
C
1 = kern , 2 = asthenosfeer, 3 = warmte uitwisseling, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
D
1 = binnenkern , 2 = buitenkern, 3 = convectie, 4 = asthenosfeer, 5 = korst

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Geef het goede antwoord.
A
Een oceanische plaat is dikker dan een continentale plaat.
B
Een oceanische is zwaarder dan een continentale plaat.
C
Oceanische platen vlakbij een midoceanische rug zijn dikker dan veraf.
D
Oceanische platen zijn altijd ouder dan continentale platen.

Slide 6 - Quiz

Welke stelling is NIET waar
A
Het hypocentrum is waar de aardbeving plaatsvindt in de aarde.
B
Het epicentrum is op het aardoppervlak recht boven de aardbeving.
C
Hoe dichter bij de hotspot hoe ouder de vulkaan.
D
Een hotspot vulkaan ontstaat in de asthenosfeer.

Slide 7 - Quiz

Kies het foute antwoord
A
Een trog ontstaat bij subductie.
B
Een trog kan ontstaan bij divergentie en convergentie.
C
De diepste trog ligt in de Grote Oceaan.
D
Een trog kan kilometers diep worden.

Slide 8 - Quiz

Sleep de juiste vulkanen naar de juiste termen.
Strato vulkaan
Schildvulkaan
Caldera
Hotspot Vulkaan
Spleetvulkaan

Slide 9 - Drag question

Wat hoort bij elkaar? 
Effusief
Explosief
Grote explosie
Spleetvulkaan
Stratovulkaan
Caldera
Schildvulkaan

Slide 10 - Drag question

Wat hoort bij elkaar?
Spleetvulkaan
Stratovulkaan
Caldeira vulkaan
Schildvulkaan
Hotspots en divergerende platen

Scheuren in het aardoppervlak
Bij subductiezones
Geen specifieke plek
 

Slide 11 - Drag question

Wat hoort bij elkaar? 
Spleetvulkaan
Stratovulkaan
Caldeira vulkaan
Schildvulkaan
kegel,  kleine doorsnede &  steile wanden

Kratermeer (ingestorte vulkaan)
kilometerslange scheuren
brede basis en flauwe hellingen
 

Slide 12 - Drag question

Een geoloog met hoogtevrees, welke vulkaan kan hij het best beklimmen ?
A
Stratovulkaan
B
Schildvulkaan
C
Caldera
D
Hotspotvulkaan

Slide 13 - Quiz

Wat hoort bij elkaar? 
Soort lava is minder van belang
Lava taai vloeibaar
Lava zeer vloeibaar
Spleetvulkaan
Statovulkaan
Calderia vulkaan
Schildvulkaan

Slide 14 - Drag question

Wanneer ontstaat een eilandboog
A
Bij hotspots
B
Bij subductie van een oceanische plaat onder continentale plaat
C
Bij subductie van een oceanische plaat onder een oceanische plaat
D
Bij divergentie van twee oceanische platen

Slide 15 - Quiz

Leerdoelen 2.1 t/m 2.4
  • Je kent de opbouw van de aarde.
  • Je weet dat de aardkorst bestaat uit verschillende soorten korst.
  • Je begrijpt dat platentektoniek wordt aangedreven door de interne hitte van de aarde.
  • Je weet op welke manieren de aardplaten ten opzichte van elkaar bewegen.
  • Je begrijpt dat natuurlijke processen zoals ze nu plaatsvinden informatie leveren over natuurlijke processen in het verleden.
  • Je begrijpt dat divergente en convergente plaatbewegingen ontstaan door een duwkracht vanuit de midoceanische rug en een trekkracht in subductiezones.
  • Je weet welke typen vulkanen er worden onderscheiden en welke eruptietypen bij deze vulkanen voorkomen.
  • Je kunt aan de hand van de plaatbeweging bepalen welk type eruptie en welk type vulkaan ontstaat.
  • Je begrijpt het verband tussen ontstaan en kracht van een aardbeving en de platentektoniek.
  • Je begrijpt dat endogene processen bijdragen aan het ontstaan van plooien, breuken, vulkanen, aardbevingen en gebergten.

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Nakijken:
2.3 Vulkanisme (pagina 36 en 37) opdracht 3 en 4
Hoofdvragen (pagina 40) opgave 2.4 Aardbevingen

Aan de slag met:
Examentraining (pagina 41) opgave 2 - Japan

Klaar? Kijk antwoorden na (vraag docent).

Maak 2.4 Aardbevingen (pagina 38) opdracht 5 en 6.

Slide 17 - Slide