3T Cursus 7 §2 Leestekens

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

timer
10:00

Slide 3 - Slide

  • Hoofdletters
  • Leestekens 
  • Komma
  • Dubbele punt
  • Aanhalingstekens
  • Citaat
  • Je kunt de onderstaande leestekens op de juiste manier gebruiken: 
  • Je kunt hoofdletters op de juiste manier gebruiken.
  • Je kunt leestekens op de juiste plaats in de zin zetten.
  • Je kunt een citaat toevoegen.

Slide 4 - Slide

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken:

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 5 - Slide

Leestekens (,/:)
  • Een komma komt tussen twee persoonsvormen.
    Als jij kookt, doe ik de afwas.
  • Of bij een opsomming: Ik drink cola, bier, water en wijn.
  • Of voor verbindingswoorden.
    Ik ga naar huis, omdat ik niet fit ben. 
  • Een dubbele punt gebruik je bij een opsomming, toelichting of een citaat (iemand zegt iets).

Slide 6 - Slide

Voorbeelden

  • Een dubbele punt gebruik je als je iets aankondigt of opsomt: Er zijn hier drie restaurants: een Turks, een Japans en een Iraans.

  • als je iemand citeert:                                                                       Victor vroeg: ‘Doe jij het raam even open?’



Slide 7 - Slide

Leestekens (''...'')
  • Je schrijft aanhalingstekens als iemand iets zegt.
  • De directe rede of een citaat. Let goed op de plaats van de leestekens. 
    'Vanavond ga ik lekker op de bank hangen', zei Esmay.
    'Wil jij het oud papier buitenzetten?' vroeg Ruben aan mij.
  • Bij de indirecte rede en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens.
    Ruben vroeg aan zijn broer of hij het oud papier buiten wil zetten.
aanhalingstekens

Slide 8 - Slide

Zo citeer je
  • Zet voor het citaat een dubbele punt.
  • Begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of uitroepteken.

  • Zet het citaat tussen aanhalingstekens. Bijvoorbeeld:
- Jelte vroeg: ‘Kunt u mij meer informatie geven?’
- Tijdens de gymles gilde Sharon: ‘Dat durf ik niet!’

Slide 9 - Slide

Zo citeer je
Let op: als een citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt. Wel komt er een komma na het citaat en het aanhalingsteken.

- ‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Jasper.
- ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’, vroeg Danique.

Slide 10 - Slide

  • Wat: Cursus 7, §2 Leestekens, opdracht 1 t/m 6B.
     in je online boek.
  • Hoe: individueel
  • Hulp: 4B's (brein, boek, buur, bureau)
  • Tijd: zie timer
  • Uitkomst: moeilijke vragen bespreken
  • Klaar: lezen in je leesboek  
timer
15:00

Slide 11 - Slide