M2 - week 5

Week 5 - les 1
- Wij herhalen woordenschat
- Wij gaan verder met thema 1: 
   Klanten en gasten ontvangen
    - spellen
    - een formulier invullen
    - gesprekjes voeren: 
       in- en uitchecken
   


1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Week 5 - les 1
- Wij herhalen woordenschat
- Wij gaan verder met thema 1: 
   Klanten en gasten ontvangen
    - spellen
    - een formulier invullen
    - gesprekjes voeren: 
       in- en uitchecken
   


Slide 1 - Slide

Wat is een @?
A
arroba
B
espacio
C
guión
D
minúscula

Slide 2 - Quiz

Wat is een hoofdletter?
A
acento
B
punto
C
guión bajo
D
mayúscula

Slide 3 - Quiz

Wat is GEEN manier om telefoon te zeggen in het Spaans?
A
teléfono
B
gsm
C
móvil
D
celular

Slide 4 - Quiz

Wat is geen telefoon?
A
gsm
B
móvil
C
teléfono
D
portátil

Slide 5 - Quiz

Hoe zeg je 'kleine letter a'?
A
a acento
B
a minúscula
C
a guión bajo
D
a mayúscula

Slide 6 - Quiz

Hoe vraag je niet naar iemands herkomst?
A
¿De dónde es usted?
B
¿Adónde viaja usted?
C
¿De qué país es usted?
D
¿Qué nacionalidad tiene?

Slide 7 - Quiz

Wat heeft niet te maken
met iemands naam?
A
iniciales
B
nombre
C
fecha
D
apellido

Slide 8 - Quiz

Waarmee kun je je niet legitimeren?
A
tarjeta bancaria
B
tarjeta de identidad
C
permiso de conducir
D
pasaporte

Slide 9 - Quiz

vertaal:
Welke?
A
Cuál
B
Cómo

Slide 10 - Quiz

vertaal:
Waarheen?
A
Dónde
B
Adónde

Slide 11 - Quiz

vertaal:
Hoeveel?
A
Cuándo
B
Cuánto

Slide 12 - Quiz

vertaal:
Waarom?
A
por qué
B
porque

Slide 13 - Quiz

Trabalenguas
Como poco coco como, poco coco compro.

Pancha plancha con cuatro planchas. ¿Con cuántas planchas plancha Pancha?

¿Por qué a la cama se le llama cama y a la cómoda cómoda, si es más cómoda la cama que la cómoda?




Slide 14 - Slide


A
Aparcamiento
B
Pausa

Slide 15 - Quiz


A
Tarjeta de crédito
B
Permiso de conducir

Slide 16 - Quiz


A
Habitación individual
B
Bienestar

Slide 17 - Quiz


A
Secador de pelo
B
Peluquería

Slide 18 - Quiz

Vertaal:
Hoe spreek je dat uit?
A
¿Cómo se deletrea?
B
¿Cómo se escribe?
C
¿Cómo se pronuncia?
D
¿Cómo se habla?

Slide 19 - Quiz

Welke vraag stel je NIET bij het inchecken?
A
¿Cuántas personas son ustedes?
B
¿A qué nombre ha reservado?
C
¿Cuál es su número de reserva?
D
¿Lo puedo preguntar algo?

Slide 20 - Quiz

Wat zeg je bij het uitchecken?
A
Esperamos recibirle de nuevo
B
Bienvenidos
C
¿Quiere usar caja fuerte?
D
El bienestar está cerrado

Slide 21 - Quiz

Las tareas
Wat?
Maak opdracht 1.12 en 1.14 op pag 27 en 30-31
Hoe?
In tweetallen
Tijd?
25 minuten
Hulp?
Boek
Eerder klaar?
Bereid opdracht 1.15 en 1.16 voor

Slide 22 - Slide

Evaluatie
- Hoe ging het?
- Wat heb je nodig?


Slide 23 - Slide

Extra (online) oefeningen
1. werkwoorden vervoegen
2. woordenschat
3. woordvolgorde
4. 25 belangrijke werkwoorden om te leren
5. veelgebruikte bijvoeglijke naamwoorden
6. bijvoeglijke naamwoorden
7. gebruik van de werkwoorden ser, estar, hay en tener

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link