19 01 23 Posteropdracht en ww spelling

V 1G
Welkom

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

V 1G
Welkom

Slide 1 - Slide

Programma vandaag

  • Lezen in je eigen leesboek: dit moet na de voorjaarsvakantie uit zijn.
  • Uitleg Posteropdracht
  • Uitleg werkwoordspelling



    timer
    15:00

    Slide 2 - Slide

     Leerdoelen P3
     Wat heb je nodig voor correct spreken en schrijven? 
    1. Verwijs- en signaalwoorden correct gebruiken
    2. Werkwoorden correct spellen
    3. Leestekens correct gebruiken
    4. Korte presentatie voorbereiden en houden
    5. Enthousiast presenteren

    Slide 3 - Slide

    Leerdoel deze week
    Lastige verwijswoorden correct gebruiken, werkwoorden correct spellen en posterpresentatie  maken over een droomproject.  

    Slide 4 - Slide

    Verwijswoorden
    Huiswerk
    Welke vragen heb je nog? 

    Slide 5 - Slide

    Welk verwijswoord gebruik je?
    1.  Ik heb aan .... (hun/hen) een appje gestuurd.
    aan hen= mw; hun=mw

    Als het mw  is, ZONDER 'aan' => HUN
    Als het lv, OF als er een vz bijstaat=> HEN

    1. Het leukste  streamingskanaal ....(dat/wat) ik ken, is  HBO.
    NA overtreff. trap ZONDER ZN komt 'wat'

    1. Het meisje ....(waarmee/met wie) ik sport, zit in mijn team. 
    Na persoon  komt "met wie"; na dingen komt "waarmee"

    Slide 6 - Slide

    Werkwoordspelling

    Slide 7 - Slide

    Slide 8 - Video

    Slide 9 - Video

    Check
    1. Hij ..... [missen] gisteren zijn vrienden.
    2. Het ....[misten] gisteren zo erg dat ik niets zag.
    3. Er .....[gebeuren] hier nu vaak een ongeluk.
    4. Hij heeft dit pakket.....[verzenden].
    5. Elke week ..... [bezorgen] hij de krant.
    6. Gisteren ....[geven] zij een feestje. 
    7. Gisteren .....[lachen] Eline nog heel hard.

    Slide 10 - Slide

    Check
    1. Hij ..... [MISTE] gisteren zijn vrienden.
    2. Het ....[MISTTE] gisteren zo erg dat ik niets zag.
    3. Er .....[GEBEURT] hier vaak een ongeluk.
    4. Hij heeft dit pakket.....[VERZONDEN].
    5. Elke week ..... [BEZORGT] hij de krant.
    6. Gisteren ....[GAF] zij een feestje. 
    7. Gisteren .....[LACHTE] Eline nog heel hard.

    Slide 11 - Slide

    Dus:
    •  kijk of het werkwoord de persoonsvorm is
    • kijk in welke tijd het werkwoord staat: teg.t of vt.
    • Hij loopT / zij wandelT / het gebeurT 
    • alléén bij vt: T bij t' exkofschip bij zwakke ww
    • hij klapTe / zij meldDe
    • ww in voltooide tijd? 't exkofschip bij zwakke ww
    • het is gefiXT/ zij heeft gewandeLD / het is gebeuRD / 

    Slide 12 - Slide

    Kort verhaal met groepje van 3: 
    • Iedereen heeft pen en papier.
    • Onderwerp: jouw droom of wens die je graag wilt laten uitkomen.
    • Schrijf  twee eerste zinnen en geef je blaadje door.
    • Schrijf je volgende zinnen op het blaadje van je buur en sluit aan op wat er geschreven staat.
    • Herhaal dit, laat je fantasie stromen! Hoe maak je je droom waar? 
    • Schrijf goedlopende zinnen en drie mooie verhalen.

    Slide 13 - Slide

    Aan de slag !
    • schrijf nu samen de drie droomverhalen. Let op werkwoordspelling.
    • Je hebt hier 12 minuten voor.
    • Daarna: je hebt een geldprijs gewonnen waarmee je een van de dromen kan laten uitkomen
    • kies samen deze droom uit en bedenk samen wat je zou moeten doen om deze droom te realiseren. 
    • wat heb je dan nodig? wie helpt jullie?  
    Maak een Plan van Aanpak.
    timer
    30:00

    Slide 14 - Slide

    Aan de slag (2)!
    • Maak een Plan van Aanpak op papier.
    •  Maak daarna een wervende poster met hierop:
    1. droom, kort en bondig, inclusief illustraties
    2. plan van aanpak met illustraties en korte omschrijvingen
    3. Deze poster ga je als groep presenteren in
    de volgende les (2 min). Jullie 'verkopen' je idee!
    timer
    30:00

    Slide 15 - Slide

    Wat heb je vandaag geleerd?

    Slide 16 - Slide