Staal Spelling 4.3.3 (groep 6)

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Staal Spelling 4.3.3 (groep 6)

dictee

dictee

dictee

dictee

Hoeveel stappen heb je nodig om 

een dik nijlpaard in de koelkast te zetten?

Hoeveel stappen heb je nodig om 

een  bruine zeehond in de koelkast te zetten?

Benoem de zelfstandige naamwoorden in deze zinnen.

Zet de zelfstandige naamwoorden op de goede plek.

Enkelvoud

Meervoud

nijlpaard

stappen

koelkast

zeehond

Hoeveel stappen heb je nodig om 

een dik nijlpaard in de koelkast te zetten?

Hoeveel stappen heb je nodig om 

een bruine zeehond in de koelkast te zetten?

Benoem de bijvoeglijke naamwoorden in deze zinnen.

Hoeveel stappen heb je nodig om een dik nijlpaard in de koelkast te zetten?

Benoem de voorzetsels in deze zin.

Voegwoorden!

Ze VOEGEN twee zinnen samen.

Ze maken twee zinnen aan elkaar vast.

Voegwoorden

Komma

De komma geeft kort rust in een zin. 

Je schrijft de komma altijd voor een voegwoord. 

Behalve bij EN en OF.

Ik moest lopend naar school, want mijn fietsband is leeg.

Kijk goed waar de komma staat.

Goed

Fout

Buiten is het koud, want het is winter.

Het is wit buiten omdat, het heeft gesneeuwd.

De juf leest voor, terwijl de klas fruit eet.

De meester merkte niets totdat, de hele klas ging lachen.