Verkleinwoorden

Verkleinwoorden
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verkleinwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je van de meeste zelfstandige naamwoorden een verkleinwoord maken.
Aan het eind van de les ken je minimaal drie uitzonderingen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Basisregel
Meestal maak je een verkleinwoord door -je, -pje, -tje of -etje achter het woord te zetten.
Bijvoorbeeld:
De rups -  het rupsje
De boom - het boompje
De maan - het maantje
De man - het mannetje

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'de stok'?
A
het stokje
B
het stoktje
C
het stokketje

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'de bon'?
A
het bontje
B
het bonnetje

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Uitzondering 1
Eindigt het woord op een -a, -o, é of -u, dan verdubbel je de klinker. 
Bijvoorbeeld:
De auto - het autootje
De opa - het opaatje
Het menu - het menuutje
Het café - het cafeetje

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Uitzondering 2
Soms moet je de klinker in het midden van het woord verdubbelen.
Bijvoorbeeld:
Het gat - het gaatje
Het blad - het blaadje

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'de paraplu'?
A
het paraplutje
B
het parapluutje
C
het paraplu'tje

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'het glas'?
A
het glasje
B
het glaasje

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Uitzondering 3
Eindigt het woord op een -y die je uitspreekt als ie, of op een -u die je uitspreekt als oe, dan schrijf je -'tje. 
Bijvoorbeeld:
De baby - het baby'tje
De tiramisu - het tiramisu'tje

De diskjockey - het diskjockeytje


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Uitzondering 4
Een verkleinwoord van een cijfer, een letter of een afkorting schrijf je ook met een apostrof (').
Bijvoorbeeld:
De cd - het cd'tje
De 5 - het 5'je

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'de pony'?
A
het ponytje
B
het ponietje
C
het pony'tje

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'de dvd'?
A
het dvdtje
B
het dvd'tje

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Uitzondering 5
Eindigt een woord op -ing, dan haal je de g weg en schrijf je -kje.
Let op: soms gebruik je ook -etje.
Bijvoorbeeld:
De koning - het koninkje
De ring - het ringetje

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Uitzondering 6
Eindigt een woord op -i, dan voeg je een extra -e toe. 
Eindigt een woord op -é, voeg je ook een extra e toe en haal je het accent weg.
Bijvoorbeeld:
De taxi - het taxietje
Het café - het cafeetje

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'de coupé'?
A
het coupeetje
B
het coupé'tje

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'het alibi'?
A
het alibi'tje
B
het alibietje

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'de paling'?
A
het palinkje
B
het palingkje
C
het palingetje

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Uitzondering 7
Eindigt het woord op een -e die je niet uitspreekt, dan laat je deze weg bij het verkleinwoord.
Bijvoorbeeld:
De giraffe - het girafje

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Uitzondering 8
Eindigt het woord op een -d of een -t die je niet uitspreekt, dan voeg je bij het verkleinwoord geen extra -t toe. 
Bijvoorbeeld:
De brancard - het brancardje
De biscuit - het biscuitje

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'de boulevard'?
A
het boulevardtje
B
het boulevardje

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'de parachute'?
A
het parachutje
B
het parachuteje
C
het parachutetje
D
het parachuutje

Slide 22 - Quiz

Het hangt af van de uitspraak van parachute.

Als de eind-e in het verkleinwoord wordt uitgesproken, passen we de hoofdregel toe: we voegen het achtervoegsel -tje toe aan de grondvorm. Als parachute wordt uitgesproken als [paarasjuutə], is het verkleinwoord dus parachutetje.

Als de eind-e van het grondwoord in het verkleinwoord niet wordt uitgesproken, wordt de spelling van het verkleinwoord vernederlandst. Als parachute wordt uitgesproken als [paarasjuut], schrijven we dus parachuutje. 

https://taaladvies.net/parachutetje-of-parachuutje/