Das Deutschquiz


Das Deutschquiz!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slide and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Das Deutschquiz!

Slide 1 - Slide

Deutsch ist die meistgesprochene Muttersprache in der europäischen Union.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 2 - Quiz

Hoe spreek je de klank "äu" uit? (zoals in Mäuse en Häuser)
A
au
B
ei
C
oi
D
oo

Slide 3 - Quiz

Wie heißt das?
A
Kartoffelsalat
B
Knödel/Klöße
C
Pommes Frites
D
Eiskugel

Slide 4 - Quiz

Hoe noemen Duitser de letter "ß"?
A
Beta-es
B
Ringel-es
C
Dickes B
D
Eszett

Slide 5 - Quiz

Hoe heet de 'vind-ik-leuk'-button op de Duitse Facebook?
A
Gefällt mir
B
Finde ich schön
C
Macht mir Spaß
D
Toll toll toll

Slide 6 - Quiz

Als Duitsers "Schwein haben", wat hebben zij dan?
A
Een varkentje als huisdier
B
Vieze kleren
C
Mazzel of geluk
D
Buikpijn

Slide 7 - Quiz

Als je in Zwitserland iemand begroet, wat zeg je dan?
A
Tschüss
B
Servus
C
Grüezi
D
Ciao

Slide 8 - Quiz

Wie wird das Ruhrgebiet auch genannt?
A
Topf
B
Kessel
C
Tasse
D
Pott

Slide 9 - Quiz

1

Slide 10 - Video

01:00
Beluister de eerste minuut. Waarvoor is pizza in dit lied de oplossing?
A
Om verveling tegen te gaan
B
Voor alle problemen in de wereld
C
Als je honger/trek hebt

Slide 11 - Quiz

Aan hoeveel landen grenst Duitsland?
A
9
B
12
C
7
D
10

Slide 12 - Quiz

1

Slide 13 - Video

00:59
Beluister de eerste minuut. In welk dialect is dit lied gezongen?
A
Bayrisch
B
Sächsisch
C
Österreichisch
D
Kölsch

Slide 14 - Quiz

Wenn deutsche Jugendlichen von einer Bambusleitung sprechen, wovon sprechen sie?
A
Een brug die erg wankel is
B
Een slechte internetverbinding
C
Een bos bestaande uit alleen maar bamboe
D
Een waterpijp

Slide 15 - Quiz

Welke van de volgende woorden betekent in het Duits NIET hetzelfde als in het Nederlands?
A
het meer / das Meer
B
sowieso
C
de angst / die Angst
D
fröbelen/freubelen

Slide 16 - Quiz

1

Slide 17 - Video

00:50
Beluister het eerste couplet. Waar wonen 300.000 mensen?
A
In Berlijn
B
In zijn geboorteplaats
C
In de dichtsbijzijnde grote stad

Slide 18 - Quiz

Wie/wat is GEEN inwoner van Duitsland:
A
Frankfurter
B
Hamburger
C
Schnitzel

Slide 19 - Quiz

Welk automerk komt niet uit Duitsland?
A
Volkswagen
B
BMW
C
Audi
D
Volvo

Slide 20 - Quiz

Wat betekent: "Ich bin satt"
A
Ik ben dronken
B
Ik zit vol
C
Ik heb er genoeg van
D
Ik heb veel money

Slide 21 - Quiz

Schattingsvraag: Hoeveel Duitse woorden zijn er?

Slide 22 - Open question