Das Deutsch-Quiz


Das Deutsch-Quiz


Was wisst ihr noch vom letzten Jahr und mehr...
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slide and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Das Deutsch-Quiz


Was wisst ihr noch vom letzten Jahr und mehr...

Slide 1 - Slide

Deutsch ist die meistgesprochene Muttersprache in der europäischen Union.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 2 - Quiz

Hoe spreek je de klank "äu" uit? (zoals in Mäuse en Häuser)
A
au
B
ei
C
oi
D
oo

Slide 3 - Quiz

Wie heißt das?
A
Kartoffelsalat
B
Knödel/Klöße
C
Pommes Frites
D
Eiskugel

Slide 4 - Quiz

Hoe noemen Duitser de letter "ß"?
A
Beta-es
B
Ringel-es
C
Dickes B
D
Eszet

Slide 5 - Quiz

Hoe heet de 'vind-ik-leuk'-button op de Duitse Facebook?
A
Gefällt mir
B
Finde ich schön
C
Macht mir Spaß
D
Toll toll toll

Slide 6 - Quiz

Als Duitsers "Schwein haben", wat hebben zij dan?
A
Een varkentje als huisdier
B
Vieze kleren
C
Mazzel of geluk
D
Buikpijn

Slide 7 - Quiz

Als je in Zwitserland iemand begroet, wat zeg je dan?
A
Grüß Gott
B
Servus
C
Grüezi
D
Ciao

Slide 8 - Quiz

Wie wird das Ruhrgebiet auch genannt?
A
Topf
B
Kessel
C
Tasse
D
Pott

Slide 9 - Quiz

1

Slide 10 - Video

01:00
Beluister de eerste minuut. Waarvoor is pizza in dit lied de oplossing?
A
Om verveling tegen te gaan
B
Voor alle problemen in de wereld
C
Als je honger/trek hebt

Slide 11 - Quiz

Een Duitse jongere spreekt zijn eigen oma aan met
A
du
B
Sie

Slide 12 - Quiz

1

Slide 13 - Video

00:59
Beluister de eerste minuut. In welk dialect is dit lied gezongen?
A
Berlinerisch
B
Sächsisch
C
Österreicherisch

Slide 14 - Quiz

Wenn deutsche Jugendlichen von einer Bambusleitung sprechen, wovon sprechen sie?
A
Een brug die erg wankel is
B
Een slechte internetverbinding
C
Een bos bestaande uit alleen maar bamboe

Slide 15 - Quiz

Welke van de volgende woorden betekent in het Duits NIET hetzelfde als in het Nederlands?
A
het meer / das Meer
B
echt
C
de angst / die Angst
D
klein

Slide 16 - Quiz

1

Slide 17 - Video

00:50
Beluister het eerste couplet. Waar wonen 300.000 mensen?
A
In Berlijn
B
In zijn geboorteplaats
C
In de dichtsbijzijnde grote stad

Slide 18 - Quiz

Schattingsvraag: Hoeveel Duitse woorden zijn er? Tip: in het NL zijn er ca 1 miljoen

Slide 19 - Open question