H3 par 7. Economische ontwikkelingen

1 / 42
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

7.Economische ontwikkeling 

Slide 3 - Slide

Planning
- Leerdoelen
- Belangrijkste opdrachten bespreken par 4. 
- Instructie paragraaf 7
- Maken van opdrachten. 
- Controle leerdoelen in lessonup. 

Slide 4 - Slide

Opdracht 2 a en b

Slide 5 - Slide

Opdracht 2 a en b
1 inzoomen
2 uitzoomen

 b Als je inzoomt, zie je meer details. Als je uitzoomt, zie je wat de relatie is met andere gebieden.

Slide 6 - Slide

4 a + b

Slide 7 - Slide

4 a + b
a In deze provincies ligt de Randstad. Hier zitten meer bedrijven en meer hoofdkantoren. Er zijn meer banen waarvoor hoogopgeleide mensen nodig zijn, die voor hun werk meer salaris ontvangen.

 b B, C

Slide 8 - Slide

5a

Slide 9 - Slide

5a
1 mondiaal
2 nationaal
3 continentaal
4 lokaal
5 regionaal

Slide 10 - Slide

6

Slide 11 - Slide

6
Voorbeelden van goede antwoorden:
– Lokaal: geluidsoverlast / bepaalt ruimtelijke inrichting rondom de luchthaven / werkgelegenheid.
– Regionaal: werkgelegenheid / dichtstbijzijnde internationale luchthaven voor inwoners van het westen van Nederland.
– Nationaal: vervoer van passagiers en goederen uit heel Nederland / bijdrage aan de Nederlandse economie.
– Continentaal: een van de grootste luchthavens van Europa / van hieruit worden goederen en reizigers verder over Europa vervoerd.
– Mondiaal: reizigers en goederen van over de hele wereld komen op Schiphol aan.

Slide 12 - Slide

Leerdoelen 
- je kent het verschil tussen primaire, secundaire en tertiaire sector. 
- je begrijpt de relatie tussen de verdeling van de beroepsbevolking en de ontwikkeling van een land. 
- je kunt de ontwikkeling van de Nederlandse beroepsbevolking beschrijven. 

Slide 13 - Slide

Beroepsbevolking 
Beroepsbevolking = de groep mensen in een land die betaald werk heeft of er naar zoekt (15 en 65(67) jaar). 
  1. landbouw + mijnbouw (akkerbouw, veeteelt en visserij) =  primaire sector = het winnen van grondstoffen. 
  2. industrie (producten maken uit grondstoffen of halffabricaten) = secundaire sector 
  3. diensten (iets doen voor een ander) = tertiaire sector 

Slide 14 - Slide

dokter
fruitteler
pottenbakker

schaapsherder
sigarenmaker
telefonist
visser
wever

Slide 15 - Drag question

Beroepsbevolking in rijke landen
Mensen maken veel gebruik van diensten. We verdienen geld genoeg om andere mensen het werk te laten doen. 
In rijke landen is de dienstensector het grootst. 
Wat heb je hiervoor nodig:
  • goed onderwijs.
  • geld voor innovaties/nieuwe ideeën. 

Slide 16 - Slide

Maar vroeger waren we arm
Toen werkten veel meer mensen in de landbouw. 
  • We waren nog niet allemaal hoog opgeleid.
  • We verdienden nog niet heel veel geld
  • Deden heel veel zelf


Slide 17 - Slide

Veel landbouw, maar 31% diensten
Weinig landbouw, 82% diensten

Slide 18 - Slide

Beroepsbevolking armste landen
Grootste deel bevolking werkt in de landbouw
  • Landbouwbedrijven zijn klein en zelfvoorzienend.
  • Zelfvoorzienend = opbrengst alleen bedoeld om zelf te kunnen leven.
  • Er zijn ook grote commerciele bedrijven --> van rijke bedrijven in het buitenland, voor de export 

Slide 19 - Slide

Informele sector
Lijkt op werken in de dienstensector, maar dat is het niet. 
Kenmerken:
  • geen opleiding nodig
  • geen vergunning voor gegeven
  • vluchtsector 
  • geen machines
  • hard werken voor een beetje €
  • ziek = geen €

Slide 20 - Slide

Verandering in de beroepsbevolking
Als een land zich gaat ontwikkelen, verandert de verdeling van de beroepsbevolking. 
Dit moet je kunnen uitleggen. 

Slide 21 - Slide

Verandering in de beroepsbevolking
Stap 1
Zelfverzorgende landbouw. Geen geld en technologie om grondstoffen te verwerken of om industrie en diensten te ontwikkelen.
Stap 2
Een land heeft hulp van buitenaf nodig om in deze fase te komen. Er vindt export van landbouwproducten plaats en commerciële landbouw. Er wordt een begin gemaakt met de aanleg van wegen. Er komt industrie. De levensstandaard van de bevolking verbetert.

Slide 22 - Slide

Stap 3
Door technologische ontwikkeling en de beschikbaarheid van kapitaal groeit de industrie snel. Er wordt steeds meer geïnvesteerd in transport en diensten. Economische groei vindt plaats in meerdere delen van het land. Er is sprake van een uitgebreid transportnetwerk. Er zijn kerngebieden waar de ontwikkeling sneller gaat, meestal de hoofdstad of havensteden. Er zijn gebieden waar de ontwikkeling achterblijft.
Stap 4
De industrie neemt af, maar er is een snelle groei van de diensten te zien. De levensstandaard verbetert nog meer.

Slide 23 - Slide

Kapitaalintensief 
Wat is kapitaal? 
- je hebt geld nodig om kapitaal (bedrijven en machines) te kunnen kopen
Welke landen zijn kapitaalintensief? --> Westerse landen, waaronder Nederland

Slide 24 - Slide

Arbeidsintensief 
Werk waarbij veel arbeid gevraagd wordt. Of veel arbeiders nodig zijn. 
Welke landen zijn arbeidsintensief? --> Arme landen, waarbij nog veel in de landbouw en industrie wordt gewerkt.
Welke sector(en) zijn arbeidsintensief?

Slide 25 - Slide

Kapitaalintensief vs Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen.
Arbeidsintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin mensen het grootste deel van de productie doen.

Slide 26 - Slide

Lezen H3.7 (pagina 105-106)
timer
6:00

Slide 27 - Slide

Oefenen met vragen
Maken opdracht 1 t/m 8

Slide 28 - Slide

Leerdoelen checken!
Log in met de code!

Slide 29 - Slide

Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 30 - Quiz

Een bedrijf met veel machines is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 31 - Quiz

Een bedrijf met veel werknemers is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 32 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een kapitaalintensief beroep?
A
Conciërge
B
Kapper
C
Boer
D
Glazenwasser

Slide 33 - Quiz

Bij een kapitaalintensief bedrijf verzorgen machines het grootste deel van de productie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Wat is het verband tussen analfabetisme en het aandeel van de beroepsbevolking in de landbouw?

Slide 35 - Open question

Hoe kunnen we aan de beroepsbevolking van een land de ontwikkeling herkennen?

Slide 36 - Open question

Bekijk de bronnen.
Verklaar het mondiale spreidingspatroon
van het percentage van beroepsbevolking
werkzaam in de dienstensector.

Slide 37 - Open question

Sinds ongeveer 1990 verschuift Turkije in het wereldsysteem van periferie richting centrum.
Geef aan hoe deze verschuiving blijkt uit de volgende kenmerken van Turkije:
− de verdeling van de beroepsbevolking (over de sectoren van de economie);
− het analfabetisme;
− de natuurlijke bevolkingsgroei.

Slide 38 - Open question

Begrippen
• Beroepsbevolking
• Primaire sector
• Secundaire sector
• Tertiaire sector
• Zelfvoorzienend
• Commerciële landbouwbedrijven
• Informele sector
• Arbeidsintensief
• Kapitaalintensief

Slide 39 - Slide

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 40 - Slide

Drie dingen die ik deze les heb geleerd zijn...

Slide 41 - Open question

Wat is nog lastig vind, is ....

Slide 42 - Open question