This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
PARAGRAAF 5.3
Economie (in Indonesië)
Slide 1 - Slide
Beroepsbevolking
Beroepsbevolking = de groep mensen in een land die betaald werk heeft of er naar zoekt (15 en 65 jaar).
landbouw (akkerbouw, veeteelt en visserij) = primaire sector
industrie (producten maken uit grondstoffen) = secundaire sector
diensten (iets doen voor een ander) = tertiaire sector
Slide 2 - Slide
dokter
fruitteler
pottenbakker
schaapsherder
sigarenmaker
telefonist
visser
wever
Slide 3 - Drag question
Made in Indonesia
Slide 4 - Slide
Waarom worden er zoveel dingen die wij kopen gemaakt in landen in Zuidoost-Azië (zoals Indonesië)?
Slide 5 - Open question
Wat voor producten worden vooral in Indonesië gemaakt?
A
Robots
B
Kleding
C
Vliegtuigen
D
Ruimteschepen
Slide 6 - Quiz
Waarom is dat denk je?
Slide 7 - Open question
Beroepsbevolking in rijke landen
Mensen maken veel gebruik van diensten. We verdienen geld genoeg om andere mensen het werk te laten doen.
In rijke landen is de dienstensector het grootst.
Wat heb je hiervoor nodig:
goed onderwijs
geld voor innovaties/nieuwe ideeën
Slide 8 - Slide
Maar vroeger waren we arm
Toen werkten veel meer mensen in de landbouw.
We waren nog niet allemaal hoog opgeleid.
We verdienden nog niet heel veel geld
Deden heel veel zelf
Slide 9 - Slide
Veel landbouw, maar 31% diensten
Weinig landbouw, 82% diensten
Slide 10 - Slide
Beroepsbevolking armste landen
Grootste deel bevolking werkt in de landbouw
Landbouwbedrijven zijn klein en zelfvoorzienend.
Zelfvoorzienend = opbrengst alleen bedoeld om zelf te kunnen leven.
Er zijn ook grote commerciele bedrijven --> van rijke bedrijven in het buitenland, voor de export
Slide 11 - Slide
Informele sector
Lijkt op werken in de dienstensector, maar dat is het niet.
Kenmerken:
geen opleiding nodig
geen vergunning voor gegeven
vluchtsector
geen machines
hard werken voor een beetje €
ziek = geen €
Slide 12 - Slide
Verandering in de beroepsbevolking
Als een land zich gaat ontwikkelen, verandert de verdeling van de beroepsbevolking.
Dit moet je kunnen uitleggen.
Slide 13 - Slide
Kapitaalintensief
Wat is kapitaal?
- je hebt geld nodig om kapitaal (bedrijven en machines) te kunnen kopen
Welke landen zijn kapitaalintensief? --> Westerse landen, waaronder Nederland
Slide 14 - Slide
Arbeidsintensief
Werk waarbij veel arbeid gevraagd wordt. Of veel arbeiders nodig zijn.
Welke landen zijn arbeidsintensief? --> Arme landen, waarbij nog veel in de landbouw en industrie wordt gewerkt.
Welke sector(en) zijn arbeidsintensief?
Slide 15 - Slide
Kapitaalintensief vs Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen.
Arbeidsintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin mensen het grootste deel van de productie doen.
Slide 16 - Slide
Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief
Slide 17 - Quiz
Een bedrijf met veel machines is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief
Slide 18 - Quiz
Een bedrijf met veel werknemers is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief
Slide 19 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een kapitaalintensief beroep?
A
Conciërge
B
Kapper
C
Boer
D
Glazenwasser
Slide 20 - Quiz
Bij een kapitaalintensief bedrijf verzorgen machines het grootste deel van de productie
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Hoe kunnen we aan de beroepsbevolking van een land de ontwikkeling herkennen?
Slide 22 - Open question
Sinds ongeveer 1990 verschuift Turkije in het wereldsysteem van periferie richting centrum. Geef aan hoe deze verschuiving blijkt uit de volgende kenmerken van Turkije: − de verdeling van de beroepsbevolking (over de sectoren van de economie); − het analfabetisme; − de natuurlijke bevolkingsgroei.
Slide 23 - Open question
Begrippen
• Beroepsbevolking
• Primaire sector
• Secundaire sector
• Tertiaire sector
• Zelfvoorzienend
• Commerciële landbouwbedrijven
• Informele sector
• Arbeidsintensief
• Kapitaalintensief
Slide 24 - Slide
Drie dingen die ik deze les heb geleerd zijn...
Slide 25 - Open question
Wat is nog lastig vind, is ....
Slide 26 - Open question
Maak de volgende opdrachten van paragraaf 5.3
-----------------------------------------------------------------------opdracht 1 en 4 (helemaal)