1Bh

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

ga zitten volgens jullie plattegrond

login in lesson-up en pak boek B

Bonjour à toutes et à tous

1. Nous sommes quel jour aujourd'hui?
    
2. Il est quelle heure?
    
3. Présente-toi

vertaal:
les parents

vertaal:
natuurlijk

vertaal:
augustus

vertaal:
het zwembad

Châpitre 5 

page 19

• 12a nakijken

Page 20 - de uitspraak

A. Châpitre 5 

page 20

• 13c - phrases clés

blz 21

• 14 - kies een persoon in het eerste tabel. Maak een gesprek in 2-tallen met de tekst in Blokken A en B.

Page 22 - Le Passé Composé

• maak oef. 16a + b  

De Passé Composé met het werkwoord avoir

Leerdoel

Aan het eind van deze les kan je de passé composé gebruiken met het werkwoord avoir en hiermee werken.

Leg uit wat de leerlingen aan het eind van de les zullen kunnen.

Wat weet je al over de Passé Composé met het werkwoord avoir?

Wat is de Passé Composé?

De Passé Composé is een verleden tijd in het Frans die wordt gevormd door een hulpwerkwoord (avoir)
en
een voltooid deelwoord.

Leg kort uit wat de Passé Composé is en wat de vorm ervan is.

Werkwoord avoir

Het werkwoord avoir wordt gebruikt als hulpwerkwoord om de Passé Composé te vormen.

Vertel de leerlingen dat het werkwoord avoir het hulpwerkwoord is dat in deze les wordt behandeld.

Avoir: vervoeging in de tegenwoordige tijd

De tegenwoordige tijd van avoir is: 

j'ai

tu as

il/elle/on a 

nous avons 

vous avez 

ils/elles ont

Laat de leerlingen de vervoeging van avoir in de tegenwoordige tijd opschrijven en herhalen.

Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord avoir

1. Vous allez
2. Vous avez
3. Vous êtes
4. Vous faites

Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord avoir voor wij:

1. Nous sommes
2. Nous allons
3. Nous faisons
4. Nous avons

Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord avoir voor hij/zij:

1. Il/elle a
2. Il/elle fait
3. Il/elle va
4. Il/elle est

Vorming van de Passé Composé

De Passé Composé wordt gevormd door het hulpwerkwoord avoir en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.

Het voltooid deelwoord maak je door -er van het werkwoord te vervangen door -é

voorbeeld manger:

manger -er = mang

+ é = mangé 

Leg uit hoe de Passé Composé wordt gevormd en geef een voorbeeld.

Voorbeelden

• Je (avoir) (manger) une pomme. 
• J'ai mangé une pomme. 
• Tu (avoir) (jouer) au foot 
• Tu as joué au foot 
• Il (avoir) (regarder) la télé 
• Il a regardé la télé 

Geef voorbeelden van zinnen in de Passé Composé met avoir.

Welk hulpwerkwoord wordt er gebruikt om de Passé Composé te vormen?

1. être
2. faire
3. avoir
4. aller

Hoe maak je het voltooid deelwoord?

1. Vervang -er van het werkwoord door -er
2. Vervang -ir van het werkwoord door -é
3. Vervang -re van het werkwoord door -é
4. Vervang -er van het werkwoord door -é

Oefeningen page 23

maak: oef. 17b+ 17d+e+f

Laat de leerlingen in tweetallen of individueel oefenen met het maken van zinnen in de Passé Composé met avoir.

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'manger'?

1. mangais
2. mange
3. mangions
4. mangé

Wat is het hulpwerkwoord dat gebruikt wordt bij de passé composé?

1. être
2. avoir
3. faire
4. pouvoir

Afsluiting

Aan het einde van deze les weet je hoe je de passé composé in gebruik met het werkwoord avoir kunt gebruiken.

Rond de les af en herhaal het leerdoel van de les.