TA snappet thema 3 week 3 les 12 woordkast

Doel
Ik weet hoe ik een woordkast invul en kan aan het eind van de les minimaal twee geleerde woorden uitleggen. 
naar gevoel
fijn gevoel
teleurgesteld
blij
in paniek zijn
rustig blijven
1 / 18
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doel
Ik weet hoe ik een woordkast invul en kan aan het eind van de les minimaal twee geleerde woorden uitleggen. 
naar gevoel
fijn gevoel
teleurgesteld
blij
in paniek zijn
rustig blijven

Slide 1 - Slide



Wat is een woordkast?
Een woordkast gebruik je om bijvoorbeeld tegenstellingen te ordenen.

klein


donker


zout

  • groot

  • licht

  • zoet



Slide 2 - Slide



Wat is een woordkast?
Een woordkast gebruik je om bijvoorbeeld tegenstellingen te ordenen.

Klein


Donker


Zout

Groot


Licht


Zoet



Slide 3 - Slide

grinniken

zachtjes lachen

schateren

hard lachen

Slide 4 - Slide

Nu jullie
Maak de volgende woordkasten samen met je schoudermaatje af. Schrijf het ontbrekende antwoord op je wisbordje.  

Slide 5 - Slide

.............................
alleen

Slide 6 - Slide

samen
alleen

Slide 7 - Slide

een gewone schooldag
...............

Slide 8 - Slide

een gewone lesdag
het schoolreisje

Slide 9 - Slide

gigantisch
langzaam
bladzijde

Slide 10 - Slide

Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde?
gigantisch
langzaam
bladzijde
traag
pagina
reusachtig

Slide 11 - Drag question

Bedenk met je schoudermaatje een tegenstelling die je in een woordkast zou kunnen zetten.

(bijvoorbeeld: breed - smal)

Slide 12 - Open question

Bedenk met je schoudermaatje 2 woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.

Slide 13 - Open question

Nu jij!

Klaar voor de quiz?

Wat moet er op de stippellijn komen te staan?

Vul het juiste antwoord in.

Slide 14 - Slide

Hieronder zie je een kast.
Wat staat er op de puntjes?

De uitgang .........................................
einde begin
A
De attractie
B
De entree
C
De binnenkomst
D
De start

Slide 15 - Quiz


De zenuwen krijgen. Je ergens op verheugen.
Als ik naar de tandarts moet. ...................................................
A
Als ik op schoolreis ga.
B
Als ik naar de dokter moet.
C
Als ik niks ga doen.
D
Als ik mijn kamer moet opruimen.

Slide 16 - Quiz


bezorgd uitgelaten
ongerust ...................
A
hond
B
bang
C
vrolijk
D
uitgerust

Slide 17 - Quiz

Blok 3 week 3 les 11

Snappet

Denk je dat je dit al goed kan? 

Maak dan opdracht 2. Daarna je +.


Nog een beetje lastig? 

Doe mee met de juf met opdrachten 3.

Daarna aan je + opdrachten!


Slide 18 - Slide