This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Menukaart
De opdracht menukaart heb ik nagekeken. De leerlingen die hem niet hebben ingeleverd, moeten een afspraak maken om de opdracht eventueel een andere keer in te leveren
Slide 2 - Slide
Terugblik
Je kan vertellen welke manieren van bereiden er zijn
Je kan in je eigen woorden uitleggen wat bereiden is
Je kan in je eigen woorden uitleggen wat voedsel hygiëne en kruisbesmetting betekent
Slide 3 - Slide
Vandaag?
30 min theorie (tussentijdse toets)
60 min (keuken)
60 min (opdracht 27a/27b/27c)
Les afsluiten
Slide 4 - Slide
Wat is een voedingsmiddel?
Slide 5 - Open question
Wat betekend religie?
Slide 6 - Open question
Alles wat je eet of drinkt noem je voedingsmiddelen. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat zijn plantaardige voedingsmiddelen? Meerdere antwoorden mogelijk
A
Kiwi
B
Brood
C
Appel
D
Ei
Slide 8 - Quiz
Wat zijn dierlijke voedingsmiddelen? Meerdere antwoorden mogelijk
A
Melk
B
Eieren
C
Kiwi
D
Vlees
Slide 9 - Quiz
Welke voedingsstoffen zijn er?
Slide 10 - Open question
Voedingsvezels zorgen voor een goede werking van de darmen. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Teveel zout kan leiden tot hart - en vaatziekten. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Hoeveel gram zout in voldoende op één dag?
Slide 13 - Open question
Voedingsstoffen dienen als bouwstof/brandstof/reservestof of beschermende stof. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Bouwstoffen zij nodig voor de opbouw van je lichaam. Hiervoor heb je niet alle 6 voedingsstoffen nodig.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Koolhydraten en vetten dienen vooral als brandstof. Ze leveren energie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Waarvoor dienen reservestoffen?
Slide 17 - Open question
Vitamine en mineralen heten beschermende stoffen omdat je daardoor gezond blijft
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Waarvoor kan je de schijf van vijf gebruiken?
Slide 19 - Open question
Waarom is niet elk vak even groot van de schijf van vijf?
Slide 20 - Open question
Onverzadigde vetten zijn de goede vetten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Verzadigde vetten zijn de slechte vetten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Olijfolie is een voorbeeld van een verzadigde vet
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Per dag is ... gram groente aanbevolen. Vul het goede antwoord in
Slide 24 - Open question
De hoeveelheid energie geef je aan met joule
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quiz
Hoeveel energie je nodig hebt hangt af van 4 verschillende dingen. Welke 4 dingen?
Slide 26 - Open question
Noem 2 voorbeelden van gezonde tussendoortjes
Slide 27 - Open question
Samengestelde producten zijn voedingsmiddelen die zijn samengesteld uit verschillende grondstoffen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Welke manier van bereiden zijn er?
Slide 29 - Open question
Voedsel hygiëne betekent dat je op een schone manier met voeding en keukenmateriaal omgaat
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Bacteriën overbrengen van het ene voedingsmiddel op het andere heet....