H1 + H2 Lezen - oefenen voor de toets

H1 + H2 Lezen
Hoe leer je?
Herhaling voor de toets 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H1 + H2 Lezen
Hoe leer je?
Herhaling voor de toets 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat zijn leesstrategieën?
A
dat waar de tekst over gaat
B
de opbouw van een tekst
C
de verschillende soorten teksten die er bestaan
D
de verschillende manieren van lezen

Slide 3 - Quiz


Verkennend lezen en nauwkeurig lezen 

Slide 4 - Slide

Je bekijkt een tekst om een eerste indruk te krijgen.
Verkennend lezen
Nauwkeurig lezen

Slide 5 - Poll

Je wilt de tekst begrijpen en precies weten wat erin staat.
Verkennend lezen
Nauwkeurig lezen

Slide 6 - Poll


Welke manier van lezen gebruik je?

Slide 7 - Slide

Je leest een tekst uit een leerboek waarover je vragen moet beantwoorden
Je leest in een handleiding hoe je een kast in elkaar moet zetten
Je bladert door een tijdschrift en kijkt welk artikel interessant genoeg is om helemaal te lezen
Je leest op internet een artikel dat je interesseert
Verkennend lezen 
Nauwkeurig lezen

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Wat wordt er bedoeld met de bron van een tekst?
A
wie de tekst geschreven heeft
B
waar de tekst vandaan komt
C
een krant
D
een internetsite

Slide 10 - Quiz

Hoe wordt een titel ook wel genoemd?
A
onderwerp
B
tussenkop(je)
C
kop
D
aanwijzing

Slide 11 - Quiz


Hoe herken je een alinea?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide


Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 16 - Quiz


Onderwerp of deelonderwerp?

Slide 17 - Slide

Het ... van een tekst beschrijft waar de tekst over gaat. Je kunt het in een paar woorden formuleren.
A
onderwerp
B
deelonderwerp

Slide 18 - Quiz

Een ... is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt. Het kan uit één alinea bestaan, maar ook uit meer alinea's.
A
onderwerp
B
deelonderwerp

Slide 19 - Quiz


Feiten en meningen 

Slide 20 - Slide

Iets wat werkelijk zo is of wat echt is gebeurd. 
Je kunt het controleren. 
Wat een persoon van iets vindt. 
Feit 
Mening

Slide 21 - Drag question

13 x 13 = 169
A
Feit
B
Mening

Slide 22 - Quiz

Coca Cola is de beste cola.
A
Feit
B
Mening

Slide 23 - Quiz

Spaghetti is lekker.
A
Feit
B
Mening

Slide 24 - Quiz

Mensen hebben rood bloed.
A
Feit
B
Mening

Slide 25 - Quiz


Tekstverband(en) en signaalwoorden


opsommend verband 

Slide 26 - Slide

Wat wordt er bedoeld met een 'tekstverband'?
A
het verband tussen de titel, de tussenkopjes en het slot
B
het verband tussen alinea's
C
het verband tussen woorden, zinnen en alinea's
D
het verband tussen twee of meer teksten

Slide 27 - Quiz

Wat is een signaalwoord?
A
een woord dat het tekstverband aangeeft tussen twee tekstdelen
B
een woord dat een bepaald signaal afgeeft
C
een woord dat een opsomming weergeeft
D
een woord dat aan het einde van een zin staat

Slide 28 - Quiz

Een opsommend tekstverband noemt twee of meer tekstgedeelten in volgorde   



Hoeveel signaalwoorden ken jij? Kun je ook voorbeelden noemen?

Slide 29 - Slide

Welke signaalwoorden horen bij een opsommend tekstverband? Geef ook een voorbeeldzin.

Slide 30 - Open question


Tekstdoel

informeren, overtuigen, amuseren/vermaken, activeren

Slide 31 - Slide

Tijd over?

Verder leren
Lezen
Test jezelf Lezen

Slide 32 - Slide