Lees de tekst en noteer je antwoorden op je flashcardje:
1. Welke tekstkenmerken vallen je direct op?
2. Je wilt snel weten waar de tekst over gaat: wat lees/bekijk je dan precies?
3. Hoeveel deeltitels zie je? Welke zijn het?
4. Wat is het deelonderwerp van alinea 3?