Hoofdstuk 9

Wat gaan we doen vandaag?
  • hoofdstuk 9: break-evenafzet en omzet bij industriële ondernemingen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
  • hoofdstuk 9: break-evenafzet en omzet bij industriële ondernemingen

Slide 1 - Slide

break-evenpunt
De afzet waarbij het bedrijf quitte speelt (Geen winst of verlies).
Dit kun je berekenen in Euro’s (break-evenomzet) of aantallen (break-evenafzet)

Slide 2 - Slide

1

Slide 3 - Video

01:44




Overheadkosten zijn de constante kosten

Slide 4 - Slide

Als ik geen producten maak, bijvoorbeeld pennen. Welke kosten blijven dan doorlopen?
A
variabele kosten
B
constante kosten

Slide 5 - Quiz

Met de afzet waarbij je winst 0,- is verdien je wel nog je constante kosten terug en is het dus interessant om nog door te gaan.
Wanneer een onderneming een afzet realiseert die groter is dan de BEA, maakt ze winst. Is de afzet kleiner dan de BEA maakt ze verlies.

Slide 6 - Slide

9.2 formules industriële ondernemingen
Break-evenafzet = BEA (in aantallen):

             totale constante kosten                            = 
verkoopprijs - variabele kosten per product

                              --> Dit bedrag is bestemd voor de dekking van de constante kosten en heet de dekkingsbijdrage.


Break-evenomzet = BEO  (In Euro's):
Break-evenafzet x verkoopprijs.
pvC
voorbeeld op pagina 121
pv

Slide 7 - Slide

opgave 1 pagina 130
Met de afzet waarbij je winst 0,- is verdien je wel nog je constante kosten terug en is het dus interessant om nog door te gaan. Berekening op het bord maken, stel afzet 16.000

Slide 8 - Slide


                                     break evenomzet bij handelsondernemingen (bv de Appie)


opbrengst verkopen (omzet)              100%                                   
inkoopwaarde verkopen _                    _____ _   ________ _
Brutowinst                                                 30%                                       
constante kosten               _                                   400.000,-               
overige variabele kosten  _                    10%   _   ________ _              
Netto winst                                                  0                        0,-



  • constante kosten--> 20% --> 400.000,-    400.000/20x100 = 2.000.000,-
voorbeeld pagina 123

Slide 9 - Slide

anders geschreven

                                                                    constante kosten                      
Breakevenomzet =                    brutowinst% -variabele kosten%


BEO =         CK              =   €400.000  = €400.000 = € 2.000.000
              BW% - VK%          30%-10%           20%

Slide 10 - Slide

hoeveel afzet moet ik realiseren om
 een bepaalde winst te behalen?
omzet (afzet x prijs)
variabele kosten -
constante kosten -
winst
kan veel makkelijker:
(40.000 + 50.000)/(30-20)=90.000/10=9000

Slide 11 - Slide

9.4 dekkingsbijdrage

Slide 12 - Slide

huiswerk
maken kennisvragen hoofdstuk 9 (let op hiervoor moet je het hele hoofdstuk lezen).
maken opdrachten hoofdstuk 9: 2-3*-4-5-6*-7*-8-9*
* behandelen we de volgende les

Slide 13 - Slide

anders geschreven

                                                                    constante kosten                      
Breakevenomzet =                    brutowinst% -variabele kosten%


BEO =         CK              =   €400.000  = €400.000 = € 2.000.000
              BW% - VK%          30%-10%           20%

Slide 14 - Slide

C / (P-V) = 18.000/10-6 = 4.500 --> BEA
BEO = BEA x verkooprijs --> 4.500 x 10 = €45.000,-

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

huiswerk
opdrachten 15*-16-17
Probeer 18 nu te maken.

Slide 17 - Slide

prijs- en efficiencyresultaten
Het is belangrijk om je administratie op orde te hebben. Het geeft je veel inzicht in de bedrijfsvoering van de onderneming. Door vooraf kosten te calculeren en achteraf te vergelijken met de werkelijke gemaakte kosten, krijg je inzicht in de kwaliteit van de onderneming en van de werknemers in het bijzonder.
Verschil in gemaakte kosten gedurende een periode kan duiden op veranderde inkoopprijzen. Maar het is ook mogelijk dat er meer of juist minder grondstof is gebruik dan was gepland. Een te hoog verbruik van uren of grondstoffen kan ook een aanwijzing zijn dat werknemers minder efficiënt te werk gaan met grond- en hulpstoffen of met eigen arbeidsuren.
Analyse van behaalde resultaten, zeker bij afwijkende cijfers bij de nacalculatie ten opzichte van wat vooraf is berekend, geven de ondernemer handvaten voor het maken van belangrijke beslissingen voor zijn of haar bedrijf.

Meten = Weten

Weten = Verbeteren

Slide 18 - Slide


        voorcalculatie      
            nacalculatie -  
   Calculatieverschil

Voorcalculatie:               
  • standaardkosten (standaardfabricagekostprijs) SH X SP                                            
  • standaard obv historische gegeven.                                            
  • werkelijk aantal producten x standaardhoeveelheid  per product
     
Nacalculatie: obv werkelijke kosten

Calculatieverschil:
  • efficiencyverschil: hoeveelheidsverschil
  • prijsverschil
  • prijs- en efficienresultaten: totaal van alle prijs- en efficiencyverschillen

Slide 19 - Slide

voorbeeld pagina 132
Eerst vraag 3: het calculatieverschil
Dan 1, 2 en 4

Slide 20 - Slide

in formulevorm:
prijsverschil: WH x SP - WH x WP = WH (SP - WP)

eff verschil: SH x SP - WH x SP = SP (SH - WH)

  • PV: prijsverschil
  • EV: efficiencyverschil
  • SP: standaard prijs    WP: werkelijke prijs
  • SH: standaardhoeveelheid    WH: werkelijke hoeveelheid

Slide 21 - Slide

voorbeeld pagina 135

Slide 22 - Slide

Huiswerk
23-24-25-26-27-28*-30*
* bespreken we de volgende les.

Slide 23 - Slide