Bijeenkomst 2 - professionele taalvaardigheid 1 - redekundig ontleden

Professionele taalvaardigheid
Bijeenkomst 2 - redekundig ontleden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
TaalHBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Professionele taalvaardigheid
Bijeenkomst 2 - redekundig ontleden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Redekundig ontleden 

Slide 2 - Slide

Redekundig ontleden - stappenplan
  1. Zoek de persoonsvorm.
  2. Verdeel de zin in zinsdelen.
  3. Zoek het onderwerp.
  4. Zoek het naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde.
  5. Zoek het lijdend voorwerp.
  6. Zoek het meewerkend voorwerp.

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
  • Zet de zin in een andere tijd.
  • Zet een enkelvoudzin in het meervoud en een meervoudzin in het enkelvoud.
  • Maak een vraag zin (LET OP!: werkt niet met vraagwoorden of samengestelde zinnen).
     
--> Zoek 4 persoonsvormen in je boek in samengestelde zinnen. 

Slide 4 - Slide

Onderwerp
  • Wie/ wat + gezegde?

--> Zoek 3 zinnen in je boek waarbij de persoonsvorm niet op de eerste plek in de zin staat

Slide 5 - Slide

Lijdend voorwerp
  • Wie/ wat + gezegde + onderwerp?

--> Zoek 3 zinnen in je boek met een lijdend voorwerp.

Slide 6 - Slide

Meewerkend voorwerp
  • Wie/ wat + gezegde + onderwerp?

--> Zoek 3 zinnen in je boek met een meewerkend voorwerp.

(je mag tussendoor van boek wisselen!) 

Slide 7 - Slide

Gezegde
Wat is het verschil tussen het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde?

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde 
  • Naamwoordelijk gezegde:
    Koppelwerkwoord + naamwoorden
    Zijn / worden / lijken / blijven / blijken / schijnen / heten / dunken / voorkomen 
  •   Werkwoordelijk gezegde:
    Alleen werkwoorden (zww en hww)!

Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Gezegde: alle werkwoorden uit de zin (dus ook pv)

Marjolein eet aardbeien.
  • Werkwoordelijk gezegde: eet

Ik heb deze oefeningen met plezier gemaakt.
  • Werkwoordelijk gezegde: heb gemaakt



Slide 10 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Bij een naamwoordelijk gezegde wordt een eigenschap aan het onderwerp gekoppeld:
  • De docente was gisteren ziek.
Voorwaarden:
  • Belangrijkste werkwoord = koppelwerkwoord
  • In de zin staat een naamwoord: een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord
Koppeling tussen onderwerp en het naamwoord

Slide 11 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  • Pieter is blij met het goede nieuws.
  • De vloer lijkt schoon.
  • De dokter blijkt een goede man.

Maar:
De zon schijnt door de ramen naar binnen.
=werkwoordelijk gezegde: schijnt

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Oefenen met gezegdes
Maak de opdracht op de volgende site: 
Cambiumned

Slide 14 - Slide