Herhaling Hoofdstuk 1 - HV3 Economie

Herhaling hoofdstuk 1 
Economie HV3


Pak erbij:
- Aantekeningenschrift
- Rekenmachine
- Etui
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 1 
Economie HV3


Pak erbij:
- Aantekeningenschrift
- Rekenmachine
- Etui

Slide 1 - Slide

Behoeften
- Primaire behoeften: basisbehoeften: eten, kleding, onderdak, zorg en school
- Secundaire behoeften: alle behoeften die je hebt om je leven makkelijker en leuker te maken

Leer het verschil en zorg dat je zelf voorbeelden kan noemen!

Slide 2 - Slide

Wat is schaarste?
Dit leren voor toets + weten wanneer iets wel of niet schaars is (denk aan productiefactoren)

Slide 3 - Open question

Wat is een voorbeeld van een vrij goed?
A
Zonlicht
B
Brood
C
Suiker
D
Flesje water

Slide 4 - Quiz

Wat is het verschil tussen goederen en diensten?

Slide 5 - Open question

Alternatief aanwendbaar:

Verschillende alternatieven om je behoeftes te vervullen. 
Zelfvoorziening

Je maakt zelf het product wat je nodig hebt

Bijvoorbeeld: moestuin of zelf kleding naaien 

Slide 6 - Slide

Soorten uitgaven
1. Vaste lasten: kosten die iedere maand terugkomen. Denk aan huur en hypotheek
2. Huishoudelijke uitgaven: bijvoorbeeld eten en persoonlijke verzorging (uitgaven die je vaak doet of zelfs dagelijks)
3. Incidentele uitgaven: uitgaven die je niet vaak doet, je moet er daarom voor sparen (koelkast of een auto)

Slide 7 - Slide

Een voorbeeld van overdrachtsinkomen is een uitkering
waar
Niet waar

Slide 8 - Poll

Soorten inkomen:
- Inkomen uit arbeid: je krijgt loon voor het werk dat je levert
- Inkomen uit bezit: je hebt bezittingen waar je geld mee verdiend, bijvoorbeeld: rente op een spaarrekening of huur van een huis die jij verhuurt
- Overdrachtsinkomen: inkomen dat je ontvangt zonder dat je er iets voor hoeft te doen: kinderbijslag of een uitkering

Slide 9 - Slide

Je verdient €4,80 per week, hoeveel is dit per maand?

Slide 10 - Open question

Je verdient per kwartaal (3 maand) €525 euro. Hoeveel verdien je per maand?

Slide 11 - Open question

Budgetlijn:
Je krijgt per maand €50 zakgeld. Je geeft dit uit aan lunchen op het terras en snoep. Lunchen kost gemiddeld €10 per keer en snoep €2,50. 

A) Stel de budgetformule op. Waarbij lunchen op de x-as komt en snoep op de y-as.
B) Teken de budgetlijn en zet de juiste getallen bij de budgetlijn
C) Als je twee keer gaat lunchen, hoe vaak kan je dan nog snoep kopen? 

Slide 12 - Slide

Wanneer is er sprake van directe ruil en wanneer van indirecte ruil?

Slide 13 - Open question

Hoeveel procent is 810 van 1975? Rond af op één decimaal

Slide 14 - Open question

Functies van geld
1. Ruilmiddel: je kunt er producten mee kopen 

2. Rekenmiddel: je kunt ermee rekenen (waar is een broek het goedkoopst)

3. Spaarmiddel: geld bewaren om op een later moment uit te geven

Slide 15 - Slide

Noem een voorbeeld van giraal geld en chartaal geld

Slide 16 - Open question

Je gemiddelde voor Duits was eerst een 4,2 en nu een 3,2. Met hoeveel procent is je cijfer afgenomen?

Slide 17 - Open question

Fiduciair
Je moet geld kunnen vertrouwen (fiduciair). Geld is fiduciair omdat we in Nederland hebben afgesproken dat iedereen geld als ruilmiddel accepteert. 

Slide 18 - Slide

In het basisjaar 2020 is jouw inkomen €1830 euro. In 2022 is jouw inkomen €2111. Bereken het indexcijfer voor 2022

Slide 19 - Open question

Wat is toegevoegde waarde?
Leer voor de toets goed op welke manier waarde kan worden toegevoegd en hoeveel dit is per bedrijf in de bedrijskolom.

Slide 20 - Open question

Een winkel verkoopt mobieltjes voor €1.120 per stuk. De maandomzet was €396.480. Wat was de maandafzet?
A
444.057.600
B
354
C
445.087.675
D
368

Slide 21 - Quiz

Waar staat Triple P voor?

Slide 22 - Open question

Hoe vond je deze manier van stof herhalen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Welk cijfer verwacht je te halen op de toets?
010

Slide 24 - Poll

Tijd over?
Ga verder met de rekenopgaven van hoofdstuk 1
Ga verder met de herhalingsopdrachten van hoofdstuk 1
Ga verder met de plusopdrachten van hoofdstuk 1 

Slide 25 - Slide