Recap Unit 1, HV2, medium

Recap unit 1
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Recap unit 1

Slide 1 - Slide

Hoe zat het ook alweer met?
  • Present Simple vs. Present Continuous 
  • All/ Each/ Every
  • Bezit ('s, -s, ... of ...)
  • Used to

Slide 2 - Slide

Present Simple
Present Continuous
Als je iets zegt dat altijd waar is.
Als je iets zegt dat op dit moment bezig is.
Als je zegt dat je van de huisdier houdt.
Als je zegt dat je broertje altijd irritant bezig is. 
Als je iets zegt over je gewoonten.

Slide 3 - Drag question

1. Hoe maak je de Present Simple?
2. Hoe maak je de Present Continuous?

Slide 4 - Open question

All, Each and Every
All 

Every 


Each
Allemaal - meervoud woorden  (NL = alle)
Elke apart - enkelvoud woorden (NL = elke) 
Allemaal - enkelvoud woorden (NL = elke)

Slide 5 - Slide

1. ... of the stolen items were returned.
2. The gorilla had a banana in ... hand.
3. ... boys have been arrested for shoplifting.
4. The burglar had been in ... room of the house.
5. ... animal was saved during the fire.
all
each
every

Slide 6 - Drag question

Persoon of dier
enkelvoud 

the lion... mane
Naam eindigt op s, x of z

Lois... snake
Meervoud


the women... hair
Meervoud eindigt op s

the childrens...... book
Dingen van dingen

the door ..... the house
's 
's of '
'
's 
... of ...

Slide 7 - Drag question

Used to - gewoonten in het verleden
I used to know all about the Roman Empire.
You used to tell fantastic historical stories.
He used to play the piano.

It didn't use to rain a lot in this area.
We didn't use to walk in the park every Sunday.
They didn't use to work on a project together.

Slide 8 - Slide

Open vragen
Bij de volgende vragen moet je de:
  •  Present Simple (gewoonte)
  • Present Continuous (nu aan het doen)
  • Used to (iets wat je vroeger deed)
  • All - every - each
gebruiken.

Slide 9 - Slide

Hoe zeg je dat:

je niet elke vrijdag piano speelt?

Slide 10 - Open question

Hoe zeg je dat:

je broer vroeger elke dag naar school liep?

Slide 11 - Open question

Hoe zeg je dat:

je vrienden op dit moment een feestje hebben?

Slide 12 - Open question

Hoe zeg je dat:

alle mensen op aarde wonen?

Slide 13 - Open question

Hoe zeg je dat:

je zus niet elk jaar op vakantie gaat naar Italië?

Slide 14 - Open question

Hoe zeg je dat:

elke hand iets aan het vasthouden is? (to hold)

Slide 15 - Open question

Hoe zeg je dat:

je vroeger niet bang was voor monsters?
(to be afraid)

Slide 16 - Open question

Hoe zeg je dat:

Jim nu aan het slapen is op de bank?

Slide 17 - Open question

Hoe zeg je dat:

Lisa van alle dieren houdt?

Slide 18 - Open question

Hoe zeg je dat:

je vroeger Engels leuk vond?

Slide 19 - Open question

Hoe zeg je dat:

het op dit moment niet aan sneeuwen is?

Slide 20 - Open question

Welke onderdelen gaan echt goed?
(Present Simple, Present Continuous, Used to, all/every/each)

Slide 21 - Open question

Welke onderdelen heb je nog uitleg over nodig?
(Present Simple, Present Continuous, Used to, all/every/each)

Slide 22 - Open question