wk 41: formuleren

timer
10:00
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Leuke kwestie....
Je hebt iets vergeten (hebt iets niet meegebracht)
Je bent iets vergeten (weet het niet meer)

Slide 2 - Slide

terugblik
Spelling:
Het laatste onderdeel is behandeld: koppelteken en weglatingsstreepje. 

Formuleren:
Gestart met enkele formuleringsfouten: congruentie / incongruentie
contaminatie , onjuiste herhaling, tautologie, pleonasme, contaminatie 
dat/als-constructie en de dubbele ontkenning. 

Slide 3 - Slide

Vermoedelijk kom ik morgenavond, als ik terug ben uit Utrecht, misschien even bij
je langs.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quiz

De mobiele eenheid probeerde te verhinderen dat de demonstranten de binnenstad
niet totaal zouden afbreken.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quiz

De mobiele eenheid probeerde te verhinderen dat de demonstranten de binnenstad
niet totaal zouden afbreken.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quiz

Na de zomervakantie worden de lessen op 18 augustus weer hervat.
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quiz

Er werd dagenlang geprotesteerd, omdat meer dan vijftig procent van de
werknemers bij dit concern het helemaal niet eens waren met de voorgenomen
ontslagen.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Wat we gaan doen:
Formuleren:
  • We herhalen de belangrijkste punten uit de uitleg over de beknopte bijzin en maken hier een oefening bij
  • We oefenen nog een keer met (in)congruentie
  • Je leert de juiste verwijswoorden toe te passen in een zin
  • Je weet wat inversie betekent en wanneer je te maken hebt met een foutieve inversie.

Slide 9 - Slide

Beknopte bijzin
Voor deze theorie moet je een bijzin van een hoofdzin kunnen onderscheiden. 

hoofdzin: er kan geen ander zinsdeel tussen het ond en de pv
bijzin: er kan wel een ander zinsdeel tussen het ond en de pv

Omdat de buurman niet aanwezig was, gaf de bezorger het pakje aan mij.
(bijzin - hoofdzin )

Slide 10 - Slide

Een beknopte bijzin verschilt van een gewone bijzin. Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp of pv.

Beknopte bijzin is te vormen door:
  • te + infinitief: Na het gat ontdekt te hebben waarschuwde hij de dijkbewaking.
  • voltooid deelwoord: Uit de wind gehouden kon hij de eindstreep halen.
  • onvoltooid deelwoord: Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal

Slide 11 - Slide

Een beknopte bijzin is goed als het verzwegen onderwerp uit de bijzin overeenkomt met die uit de hoofdzin. Voorbeeld:

Na het gat ontdekt te hebben waarschuwde hij de dijkbewaking.
Goed --> aannemelijk dat de 'hij'  in de hoofdzin ook het gat heeft ontdekt.

Komt het onderwerp niet overeen, dan is de bijzin foutief beknopt. Je verbetert de foutief beknopte bijzin door er een logisch onderwerp aan toe te voegen (vele onderwerpen zijn mogelijk).

Slide 12 - Slide

Voorbeeld:
Staande op het balkon, trok de stoet voorbij.

Terwijl ik op het balkon stond, trok de stoet voorbij.
Terwijl wij op het balkon stonden, trok de stoet voorbij.
Toen de buren op het balkon  stonden, .......
Toen het meisje op het balkon stond, ..............

In bovenstaande zin kan zowel een enkelvoudig als meervoudig onderwerp. De persoonsvorm in de hoofdzin staat in de verleden tijd, dus in de beknopte bijzin ook!

Slide 13 - Slide

Oefening (foutief)beknopte bijzin

Ga naar Drive: formuleren - oefening 4 ' beknopte bijzinnen'. Verbeter de zinnen indien nodig. Kijk de zinnen zelf na en stel vragen. 


Is de theorie nog niet helemaal duidelijk? Bekijk dan het instructiefilmpje in de volgende dia. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

(in)congruentie
Zowel A als B is juist         of              Zowel A als B zijn juist?

                   A is juist en B is juist (zelfde persoonsvorm, dus samentrekken)
Zowel A als B is juist. 

Niet dezelfde persoonsvorm? Maak er dan meervoud van:
Zowel mijn moeder als ik zijn dol op gedichten.
Mijn moeder is dol op..... Ik ben dol op.....

Slide 16 - Slide

Opdracht (in)congruentie
Ga naar Drive --> formuleren --> oefening (in) congruentie. Kijk je antwoorden na met de 2e pagina in dit document.

Slide 17 - Slide

verwijswoorden
Verwijzen met het woord wat
  • Als je verwijst naar een hele zin
       Ik ga straks winkelen, wat ik erg leuk vind.
  • Als je verwijst naar een overtreffende trap
       Het mooiste wat ik heb gekregen is een nieuwe laptop.
  • Als je verwijst naar een vaag woord (iets, niets, alles)
       Alles wat hij heeft gezegd klopt.

Slide 18 - Slide

Verwijzen naar onzijdige (het) woorden: dat, dit, het en zijn
 
  • Het bedrijf heeft zijn personeel een feest aangeboden.
  • Door dat boek met zijn 800 pagina’s is niet heen te komen.
  • We hebben dat fototoestel gisteren gekocht en het is nu al kapot.
  • Dit leuke huis staat te koop, maar wij vinden het te duur.

Slide 19 - Slide

Verwijzen naar mannelijke (de) woorden: deze, die, hem, hij en zijn

  • We hebben die stoel laten bekleden en hij ziet er mooi uit. 
  • De stoel ziet er met zijn gelakte poten als nieuw uit.
  • Als deze stoel wordt gebracht, zetten we hem voor de open haard.

Slide 20 - Slide

Verwijzen naar vrouwelijke (de) woorden: deze, die, zij, ze en haar

Omdat mevrouw De Jong jarig is, geeft zij een feestje.
De overheid heeft haar beleid gewijzigd.

Slide 21 - Slide

vrouwelijke woorden

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

oefening verwijswoorden
Ga naar Drive --> formuleren --> 'oefening verwijswoorden deel 1' en daarna 'oefening verwijswoorden deel 2'

De antwoorden staan in hetzelfde document.

Het instructiefilmpje in de vorige dia geeft nog meer uitleg over verwijswoorden. Zeker even naar kijken!

Slide 24 - Slide

inversie
In de meeste zinnen staat de persoonsvorm achter het onderwerp. Bij inversie is dit precies omgekeerd. Inversie treedt op in 3 soorten zinnen:

1. vraagzinnen: Beginnen we vanmiddag om drie uur?
2. zinnen die beginnen met een bijzin: Als iedereen er is, beginnen we om drie uur.
3. zinnen die beginnen met een ander zinsdeel dan het onderwerp: Vanmiddag beginnen we om drie uur. 



Slide 25 - Slide

Foutieve inversie
Een inversie mag niet optreden tussen twee hoofdzinnen. 

Voorbeeld:

Het regende de hele middag en hebben we dus niks kunnen doen.

--> Het regende de hele middag en we hebben dus niks kunnen doen.
--> Het regende de hele middag en dus hebben we niks kunnen doen. 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Leerstof voor onderdeel formuleren:

  • congruentie / incongruentie
  • Contaminatie
  • Onjuiste herhaling
  • Tautologie
  • Pleonasme
  • Contaminatie
  • Dat/als-constructie
  • Dubbele ontkenning
  • foutieve verwijswoorden



  • foutieve samentrekking
  • symmetrie
  • beknopte bijzinnen
  • inversie
  • onoverzichtelijke zinnen
  • verkeerd woordgebruik



De gekleurde onderdelen zijn behandeld.

Slide 28 - Slide

Afsluiting
Huiswerk volgende week: 

Leesboek meenemen
Je hebt de dia's uit deze les afgerond en komt met gerichte vragen tijdens de volgende les (voor zondagavond 20.00 mailen). 
Je hebt de uitleg over de foutieve samentrekking bestudeerd (ontvang je per mail).


Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video