10.4 Periodiek verband& 10.5 Verbanden en grafieken

Hoofdstuk 10
Verbanden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 10
Verbanden

Slide 1 - Slide

Programma van de les
Herhaling paragraaf 10.1, 10.2 & 10.3

Uitleg paragraaf 10.4 en 10.5

Aan het werk! 

Slide 2 - Slide

Hoort er bij deze tabel een lineair verband? Zo ja, leg uit waarom

x
0
1
2
3
4
5
y
100
98
96
94
92
90

Slide 3 - Open question

Geeft het startgetal en hellingsgetal
x
0
1
2
3
4
y
3
18
33
48
62
A
Hellingsgetal (a) = 3 Startgetal (b) = 0
B
Hellingsgetal (a) = 5 Startgetal (b) = 3
C
Hellingsgetal (a) = 15 Startgetal (b) = 3
D
Hellingsgetal (a) = 3 Startgetal (b) = 15

Slide 4 - Quiz

Geef het startgetal en hellingsgetal

x
5
10
15
20
25
30
y
13
23
33
43
53
63
A
Hellingsgetal (a) = 10 Startgetal (b) = 13
B
Hellingsgetal (a) = 10 Startgetal (b) = 10
C
Hellingsgetal (a) = 2 Startgetal (b) = 13
D
Hellingsgetal (a) = 2 Startgetal (b) = 3

Slide 5 - Quiz

Wat kan je nog vertellen over kwadraten?

Slide 6 - Open question

Welke vorm heeft de grafiek?
A
Dal parabool
B
Berg parabool

Slide 7 - Quiz

Sleep de formule naar de juiste parabool

Slide 8 - Drag question

Wat voor grafiek zie je?
A
omgekeerd evenredig verband
B
wortel verband
C
periodieke verband

Slide 9 - Quiz

Welk verband hoort er bij de volgende formule?

(4x+3)
A
Lineair verband
B
Kwadratisch verband
C
Wortel verband
D
Weet ik niet

Slide 10 - Quiz

Doel van de les 
  • De leerling kan een periodiek verband herkennen
  • De leerling kent het begrip periode.
  • De leerling kan aan de hand van grafieken herkennen om welk verband het gaat. 

Slide 11 - Slide

Paragraaf 10.4
Een grafiek die steeds uit dezelfde stukjes bestaat heet een periodieke grafiek. Er is dan sprake van een periodiek verband. 

De lengte van 1 stukje noem je de periode


Slide 12 - Slide

Paragraaf 10.4
Hier zie je een voorbeeld van een periodiek verband: een reuzenrad wat steeds ronddraait.

Het hoogste punt noem je
het maximum en het laagste
punt het minimum

Slide 13 - Slide

Paragraaf 10.5
We hebben nu een aantal verbanden geleerd:
- Lineair verband; Grafiek rechte lijn (stijgend of dalend)
- Kwadratisch verband; grafiek is parabool (berg of dal)
- Wortel verband; grafiek stijgt snel en vlakt af
- Periodiek verband; de grafiek herhaalt zichzelf

Slide 14 - Slide

Paragraaf 10.5
Hiernaast zie je aan een 
aantal voorbeelden.

Over welke heb je nog 
vragen?

Slide 15 - Slide


Deze grafiek gaat over de stoeltjes van een reuzenschommel.
Hoeveel seconden is een periode?
Zet alleen een getal, geen eenheid erbij.

Slide 16 - Open question

Hoe hoog is de maximale hoogte?
Zet er geen eenheid bij.

Slide 17 - Open question

Bereken de hoogte van de stoeltjes na 34 seconden.
Geef alleen het antwoord, zonder eenheid. Zet er wel je berekening bij.

Slide 18 - Open question

2. Welke grafiek is lineair?
     A                         B
A
A
B
B
C
A en B
D
allebei niet

Slide 19 - Quiz

3. Hoort deze tabel bij een lineaire grafiek?
A
ja
B
nee
C
geen idee

Slide 20 - Quiz


Neem deze vergelijking over en los 'm op met minimaal één tussenstap. Upload je uitwerking. 

Slide 21 - Open question

Welk verband hoort bij welke grafiek?
1


Lineair verband
Kwadratisch verband
Wortelverband
Periodiek verband

Slide 22 - Drag question

Sleep naar de juiste grafiek.

Slide 23 - Drag question

Aan het werk
Kies 1 van de volgende routes:

Ik vind het lastig: 
Het is te doen: 
Ik vind het makkelijk: 

Slide 24 - Slide