H3 De bank en jouw geld 3.3 Zou je wel lenen? (Pincode 7e editie)

Welkom!
H3: De bank en jouw geld 

3.3 Zou je wel lenen? Deel 1
1 / 48
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom!
H3: De bank en jouw geld 

3.3 Zou je wel lenen? Deel 1

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhaling 3.2 Waarvoor zou je sparen?

- 3.3 Zou je wel lenen? Deel 1
- Tussentijds zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Slide

Herhaling 3.2 Waarvoor zou je sparen?
Je kunt nu

- Benoemen welke spaarmotieven je kunt hebben √
- Benoemen welke spaarrekeningen er zijn √
- Rente over 1 of meerdere jaren berekenen √
- Rente over 1 of meerdere maanden berekenen √

Slide 3 - Slide

Sparen uit voorzorg
Sparen voor de rente
Sparen voor een doel
Je spaart omdat je denkt dat je tablet binnenkort kapot gaat
Je spaart omdat je na je examen met je vrienden op vakantie wilt
Je zet geld op een spaarrekening om er inkomsten aan over te houden

Slide 4 - Drag question

Welke stelling is juist?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Als je je geld op een spaardeposito zet, krijg je vaak hogere rente
B
Als je je geld direct wilt kunnen opnemen of storten, zet je je geld op een gewone spaarrekening
C
Als je je geld op een gewone spaarrekening zet en wilt het direct opnemen, kun je een boete krijgen
D
De rente op een gewone spaarrekening staat vast

Slide 5 - Quiz

Je hebt €2.560 euro op een gewone spaarrekening staan. De bank geeft 0,35% rente.
Bereken de rente over 2 jaar

Slide 6 - Open question

Je hebt €3.600 euro op een spaardeposito staan. De bank geeft 1,26% rente.
Bereken de rente na 9 maanden

Slide 7 - Open question

3.3 Zou je wel lenen?
Leerdoelen:

Aan het einde van de les kun je

- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen
- De kosten van een lening berekenen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Zou jij lenen?
  • Waarvoor zou jij een lening afsluiten?

  • Geld lenen kost geld! Waarom brengt de bank extra kosten in rekening als je geld leent?

  • Kun jij uitleggen waarom het beter is om te sparen dan te lenen?

Slide 10 - Slide

Redenen om te lenen
Leenmotieven: Redenen om te lenen

- Tijdelijk geldtekort dat je moet opvangen 
                                                            (bijvoorbeeld rood staan op je bankrekening)
- Iets duurs nu kopen zonder ervoor te hoeven sparen
- Onverwacht geld nodig en niets gespaard
- Lenen voor een woning --> hypothecaire lening/hypotheek
                                                            (vaak in 30 jaar aflossen)

Slide 11 - Slide

Geld lenen kost geld!
Krediet: Het bedrag dat je leent
                    ---> terugbetalen van krediet = aflossen
                    ---> rente betalen 
Rente en aflossing per maand (maandtermijn)

Looptijd = aantal maanden waarin je de lening terugbetaalt.

Kredietkosten: alle kosten die je meer terugbetaalt dan je geleend hebt.

Slide 12 - Slide

Rekenen: Kredietkosten
Kredietkosten = termijnbedrag x aantal termijnen - krediet 

Els leent €5.000 euro en betaalt lening in 60 maandtermijnen van €98 terug. 

Els betaalt in totaal: 60 x 98 = 5.880
Els heeft geleend:                        5.000 - 
De kredietkosten zijn:                     880


Slide 13 - Slide

Samen oefenen: Opgave 2 blz 78
Welk leenmotief is het?

Abdul wil niet sparen voor een zeilboot, Daarom leent hij
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening

Slide 14 - Quiz

Samen oefenen: Opgave 2 blz 78
Welk leenmotief is het?

De koelkast van Mats is kapot gegaan. Hij leent om een nieuwe te kopen.
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening

Slide 15 - Quiz

Samen oefenen: Opgave 2 blz 78
Welk leenmotief is het?

Meyra sluit een lening af om haar eerste huis te kunnen kopen.
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening

Slide 16 - Quiz

Samen oefenen: Opgave 2 blz 78
Welk leenmotief is het?

Rian heeft te veel uitgegeven en staat rood op haar betaalrekening. Volgende week krijgt ze weer salaris.
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening

Slide 17 - Quiz

Samen oefenen: Opgave 4a blz 79

Je leent €3.000 en betaalt je lening in 24 maandtermijnen van €132 terug.
Bereken hoeveel je in totaal voor deze lening betaalt.

Slide 18 - Open question

Samen oefenen: Opgave 4b blz 79

Bereken de kredietkosten van deze lening.

Slide 19 - Open question

Opgave 1 blz 78

Noem een reden waarom de overheid zo’n waarschuwing verplicht stelt.

Slide 20 - Open question

Opgave 3a blz 78: Lees het bericht

Bijna iedereen die een huis koopt, sluit een hypothecaire lening af. Leg uit waarom.

Slide 21 - Open question

Opgave 3b blz 78: Lees het bericht

Verklaar waarom je een hypotheek vaak in 30 jaar mag aflossen.

Slide 22 - Open question

Opgave 5a blz 79 Gebruik de tabel

Bereken hoeveel zij in totaal voor deze lening betalen.

Slide 23 - Open question

Opgave 5b blz 79 Gebruik de tabel

Bereken de kredietkosten.

Slide 24 - Open question

Opgave 6a blz 79 Gebruik de tabel


Bereken de kredietkosten bij een looptijd van 3 jaar.

Slide 25 - Open question

Opgave 6b blz 79 Gebruik de tabel


Bereken de kredietkosten bij een looptijd van 5 jaar.

Slide 26 - Open question

Opgave 6c blz 80:

Kies het juiste antwoord.
A
Met een korte looptijd heb je hogere kredietkosten.
B
Met een korte looptijd heb je lagere kredietkosten.
C
De kredietkosten zijn bij elke looptijd gelijk.

Slide 27 - Quiz

Afsluiting
Je kunt nu

- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen √
- De kosten van een lening berekenen √

Slide 28 - Slide

Welkom!
H3: De bank en jouw geld 

3.3 Zou je wel lenen? Deel 2

Slide 29 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen 3.3 Zou je wel lenen? Deel 1
- 3.3 Zou je wel lenen? Deel 2
- Tussentijds zelfstandig aan het werk

Slide 30 - Slide

Herhaling 3.3 deel 1
Je kunt nu

- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen √
- De kosten van een lening berekenen √

Slide 31 - Slide

Hoe noemen we een lening die je neemt om een huis te kunnen kopen?

Slide 32 - Open question

Welke andere drie leenmotieven worden er in het boek genoemd?

Slide 33 - Open question

Je leent €20.000 om een auto te kunnen kopen. Je betaalt de lening af in 24 maandelijkse termijnen van €875 per maand. Hoeveel zijn de kredietkosten?

Slide 34 - Open question

3.3 Zou je wel lenen? Deel 2
Leerdoelen:
  

Aan het einde van de les kun je

- Benoemen welke soorten leningen er zijn
- Benoemen waarom koop op afbetaling ook een lening is



Slide 35 - Slide

Soorten leningen, consumptief krediet (via bank!)
Consumptief krediet: Een lening om een consumptiegoed aan te schaffen (bijvoorbeeld auto of keuken) 

Verschillende kredietvormen:
  • Persoonlijke lening; vast aantal termijnen terugbetalen,                                                                                                                            rente en termijn zijn elke maand hetzelfde
  • Doorlopend krediet; lenen tot een bepaald bedrag (kredietlimiet),                                                                                                        terugbetalen in maandtermijnen,                                                                                                                                afgelost geld mag je steeds opnieuw lenen (tot limiet)
  • Salariskrediet; rood staan op je betaalrekening

Slide 36 - Slide

Soort lening, consumptief krediet (via winkelier)
Koop op afbetaling (gespreid betalen):
Een duurder product kopen en in termijnen betalen 

- Elke maand een vast bedrag voor rente en aflossing
- Meestal keuze uit verschillende looptijden
- Hoge kredietkosten!

Ook een vorm van Consumptief krediet

Slide 37 - Slide

Opgave 8 blz 80
Salariskrediet
Doorlopend krediet
Persoonlijke lening
Je betaalt de lening terug in een vast aantal termijnbedragen met een vaste rente
Je mag rood staan op je betaalrekening
Je leent tot de kredietlimiet. wat he afgelost hebt, mag je opnieuw lenen

Slide 38 - Drag question

Opgave 9.1 blz 80

Bilal wil €4.000 lenen om een auto te kopen. Hij wil een lening die hij zo snel mogelijk kan aflossen met een vast bedrag per maand.

Welke kredietvorm moet hij kiezen?
A
Doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet

Slide 39 - Quiz

Opgave 9.2 blz 80

Het komt soms voor dat Lotte geld tekort komt. Geen grote bedragen, maar toch. Daarom zoekt ze een kredietvorm waarbij ze af en toe een klein bedrag kan lenen.

Welke kredietvorm moet zij kiezen?
A
Doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet

Slide 40 - Quiz

Opgave 9.3 blz 80

Marnix wil €2.500 lenen om een scooter te kopen. Het geld dat hij aflost wil hij opnieuw kunnen lenen.

Welke kredietvorm moet hij kiezen?
A
Doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet

Slide 41 - Quiz

Opgave 10 blz 80

Je koopt voor €1.500 een oude auto die volgens de garagehouder nog 2 jaar meegaat. 

Voor de aankoop sluit je een persoonlijke lening af. je kunt kiezen tussen een looptijd van 2 jaar of 4 jaar. 

Waarom is 2 jaar de beste keuze?

Slide 42 - Slide

Zelfstandig aan het werk 
timer
10:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 12 en 13 op blz 81. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 10 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 10 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 43 - Slide

Opgave 12a blz 81 Bekijk de advertentie

Je wilt deze laptop kopen. je twijfelt tussen meteen afrekenen of koop op afbetaling.
Bereken hoeveel je betaalt als je de laptop op afbetaling koopt.

Slide 44 - Open question

Opgave 12b blz 81 Bekijk de advertentie

Als je de laptop op afbetaling koopt kost deze €864 euro.

Hoeveel is dit duurder dan meteen afrekenen?

Slide 45 - Open question

Opgave 13a blz 81
Bekijk het rekenvoorbeeld over koop op afbetaling

Bereken de kredietkosten

Slide 46 - Open question

Opgave 13b
Maak de stellingen kloppend

1. Bij een hogere maandtermijn wordt de looptijd korter/langer
2. Daardoor worden de kredietkosten hoger/lager
A
1. langer 2. hoger
B
1. langer 2. korter
C
1. korter 2. lager
D
1. korter 2. hoger

Slide 47 - Quiz

Afsluiting
Je kunt nu:
  
- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen √
- De kosten van een lening berekenen √
- Benoemen welke soorten leningen er zijn √
- Benoemen waarom koop op afbetaling ook een lening is √

Als je iets wil kopen, zou je dan kiezen om te sparen of zou je gaan lenen? 

Slide 48 - Slide