This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H3 De bank en jouw geld
3.3 Zou je wel lenen?
Slide 1 - Slide
3.3 Zou je wel lenen?
- welke redenen je kunt hebben om te lenen
- hoe je de kosten van een lening berekent
- welke soorten leningen er zijn
- waarom koop op afbetaling ook een lening
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Redenen om te lenen
Leenmotieven: Redenen om te lenen
- Tijdelijk geldtekort dat je moet opvangen
(bijvoorbeeld rood staan op je bankrekening)
- Iets duurs nu kopen zonder ervoor te hoeven sparen
- Onverwacht geld nodig en niets gespaard
- Lenen voor een woning --> hypothecaire lening/hypotheek
(vaak in 30 jaar aflossen)
Slide 4 - Slide
Geld lenen kost geld!
Krediet: Het bedrag dat je leent
---> terugbetalen van krediet = aflossen
---> rente betalen
Rente en aflossing per maand (maandtermijn)
Looptijd = aantal maanden waarin je de lening terugbetaalt.
Kredietkosten: alle kosten die je meer terugbetaalt dan je geleend hebt.
Slide 5 - Slide
Rekenen: Kredietkosten
Kredietkosten = termijnbedrag x aantal termijnen - krediet
Els leent €5.000 euro en betaalt lening in 60 maandtermijnen van €98 terug.
Els betaalt in totaal: 60 x 98 = 5.880
Els heeft geleend: 5.000 -
De kredietkosten zijn: 880
Slide 6 - Slide
Opgave 2 blz 78 Welk leenmotief is het?
Abdul wil niet sparen voor een zeilboot, Daarom leent hij
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening
Slide 7 - Quiz
Opgave 2 blz 78 Welk leenmotief is het?
De koelkast van Mats is kapot gegaan. Hij leent om een nieuwe te kopen.
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening
Slide 8 - Quiz
Opgave 2 blz 78 Welk leenmotief is het?
Meyra sluit een lening af om haar eerste huis te kunnen kopen.
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening
Slide 9 - Quiz
Opgave 2 blz 78 Welk leenmotief is het?
Rian heeft te veel uitgegeven en staat rood op haar betaalrekening. Volgende week krijgt ze weer salaris.
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening
Slide 10 - Quiz
Opgave 4a blz 79
Je leent €3.000 en betaalt je lening in 24 maandtermijnen van €132 terug. Bereken hoeveel je in totaal voor deze lening betaalt.
Slide 11 - Open question
Opgave 4b blz 79
Je leent €3.000 en betaalt je lening in 24 maandtermijnen van €132 terug. Je betaalt in totaal 3.168 euro terug. Hoeveel zijn de kredietkosten?
Slide 12 - Open question
Zelfstandig aan het werk
timer
10:00
Opdracht:
Maak nu zelfstandig opgave 5 en 6 op blz 79 en 80. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde:
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 10 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 10 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.
Slide 13 - Slide
Opgave 5a blz 79 Gebruik de tabel
Anniek en Johan willen een tweedehands Camper kopen. Daarom nemen ze een krediet van €15.000. De lening heeft een looptijd van een jaar. Bereken hoeveel zij in totaal voor deze lening betalen.
Slide 14 - Open question
Opgave 5b blz 79 Gebruik de tabel
Anniek en Johan willen een tweedehands Camper kopen. Daarom nemen ze een krediet van €15.000. De lening heeft een looptijd van een jaar. Je betaalt in totaal €15.492. Bereken de kredietkosten.
Slide 15 - Open question
Opgave 6a blz 79 Gebruik de tabel
Anniek en Johan hadden ook voor een andere looptijd kunnen kiezen. Bereken de kredietkosten bij een looptijd van 3 jaar.
Slide 16 - Open question
Opgave 6b blz 79 Gebruik de tabel
Anniek en Johan hadden ook voor een andere looptijd kunnen kiezen. Bereken de kredietkosten bij een looptijd van 5 jaar.
Slide 17 - Open question
Opgave 6c blz 80
Wat betekent het voor de kredietkosten als de looptijd van de lening langer is? Zijn deze dan hoger of lager dan wanneer de looptijd korter is?
Slide 18 - Open question
Afsluiting
Je kunt nu
- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen √
- De kosten van een lening berekenen √
Slide 19 - Slide
Welkom!
H3: De bank en jouw geld
3.3 Zou je wel lenen? Deel 2
Slide 20 - Slide
Herhaling 3.3 deel 1
Je kunt nu
- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen √
- De kosten van een lening berekenen √
Slide 21 - Slide
Hoe noemen we een lening die je neemt om een huis te kunnen kopen?
Slide 22 - Open question
Welke andere drie leenmotieven worden er in het boek genoemd?
Slide 23 - Open question
Je leent €20.000 om een auto te kunnen kopen. Je betaalt de lening af in 24 maandelijkse termijnen van €875 per maand. Hoeveel zijn de kredietkosten?
Slide 24 - Open question
3.3 Zou je wel lenen? Deel 2
Leerdoelen:
Aan het einde van de les kun je
- Benoemen welke soorten leningen er zijn
- Benoemen waarom koop op afbetaling ook een lening is
Slide 25 - Slide
Soorten leningen, consumptief krediet (via bank!)
Consumptief krediet: Een lening om een consumptiegoed aan te schaffen (bijvoorbeeld auto of keuken)
Verschillende kredietvormen:
Persoonlijke lening; vast aantal termijnen terugbetalen, rente en termijn zijn elke maand hetzelfde
Doorlopend krediet; lenen tot een bepaald bedrag (kredietlimiet), terugbetalen in maandtermijnen, afgelost geld mag je steeds opnieuw lenen (tot limiet)
Salariskrediet; rood staan op je betaalrekening
Slide 26 - Slide
Soort lening, consumptief krediet (via winkelier)
Koop op afbetaling (gespreid betalen):
Een duurder product kopen en in termijnen betalen
- Elke maand een vast bedrag voor rente en aflossing
- Meestal keuze uit verschillende looptijden
- Hoge kredietkosten!
Ook een vorm van Consumptief krediet
Slide 27 - Slide
Opgave 8 blz 80
Salariskrediet
Doorlopend krediet
Persoonlijke lening
Je betaalt de lening terug in een vast aantal termijnbedragen met een vaste rente
Je mag rood staan op je betaalrekening
Je leent tot de kredietlimiet. wat he afgelost hebt, mag je opnieuw lenen
Slide 28 - Drag question
Opgave 9.1 blz 80
Bilal wil €4.000 lenen om een auto te kopen. Hij wil een lening die hij zo snel mogelijk kan aflossen met een vast bedrag per maand.
Welke kredietvorm moet hij kiezen?
A
Doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet
Slide 29 - Quiz
Opgave 9.2 blz 80
Het komt soms voor dat Lotte geld tekort komt. Geen grote bedragen, maar toch. Daarom zoekt ze een kredietvorm waarbij ze af en toe een klein bedrag kan lenen.
Welke kredietvorm moet zij kiezen?
A
Doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet
Slide 30 - Quiz
Opgave 9.3 blz 80
Marnix wil €2.500 lenen om een scooter te kopen. Het geld dat hij aflost wil hij opnieuw kunnen lenen.
Welke kredietvorm moet hij kiezen?
A
Doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet
Slide 31 - Quiz
Opgave 10 blz 80
Je koopt voor €1.500 een oude auto die volgens de garagehouder nog 2 jaar meegaat.
Voor de aankoop sluit je een persoonlijke lening af. je kunt kiezen tussen een looptijd van 2 jaar of 4 jaar.
Waarom is 2 jaar de beste keuze?
Slide 32 - Slide
Zelfstandig aan het werk
timer
10:00
Opdracht:
Maak nu zelfstandig opgave 12 en 13 op blz 81. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde:
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 10 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 10 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.
Slide 33 - Slide
Opgave 12a blz 81 Bekijk de advertentie
Je wilt deze laptop kopen. je twijfelt tussen meteen afrekenen of koop op afbetaling. Bereken hoeveel je betaalt als je de laptop op afbetaling koopt.
Slide 34 - Open question
Opgave 12b blz 81 Bekijk de advertentie
Als je de laptop op afbetaling koopt kost deze €864 euro.
Hoeveel is dit duurder dan meteen afrekenen?
Slide 35 - Open question
Opgave 13a blz 81 Bekijk het rekenvoorbeeld over koop op afbetaling
Bereken de kredietkosten
Slide 36 - Open question
Opgave 13b Maak de stellingen kloppend
1. Bij een hogere maandtermijn wordt de looptijd korter/langer 2. Daardoor worden de kredietkosten hoger/lager
A
1. langer
2. hoger
B
1. langer
2. korter
C
1. korter
2. lager
D
1. korter
2. hoger
Slide 37 - Quiz
Afsluiting
Je kunt nu:
- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen √
- De kosten van een lening berekenen √
- Benoemen welke soorten leningen er zijn √
- Benoemen waarom koop op afbetaling ook een lening is √
Als je iets wil kopen, zou je dan kiezen om te sparen of zou je gaan lenen?