This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
1.1 Organismen indelen
Slide 1 - Slide
Organismen indelen
Slide 2 - Slide
Je leeft als je alle 7 levenskenmerken vertoont
Bewegen
groeien
ademhalen
voeden (eten)
uitscheiden
reageren (waarnemen)
voortplanten
Levenskenmerk: DIe dingen waaraan je ziet dat iets levend is
Slide 3 - Slide
https:
Slide 4 - Link
Noteer bij elke foto welk levenskenmerk hoort bij de foto
Slide 5 - Open question
Soort
Als organismen kunnen voortplanten én als de nakomelingen kunnen voortplanten
De definitie bestaat dus uit 2 delen die allebei genoemd moeten worden!
Slide 6 - Slide
Hybriden
Organismen kunnen wel voortplanten, maar de nakomelingen zijn onvruchtbaar!
Slide 7 - Slide
zelfde soort
ander ras
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Een paard en een ezel kunnen samen nakomelingen krijgen. Betekend dat dan dat ze tot dezelfde soorten behoren? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Open question
Alle hondenrassen kun je met elkaar kruisen en met de nakomelingen kun je door fokken. Wat weet je daardoor over honden
Slide 12 - Open question
Ordenen
Indelen van organismen op basis van kenmerken.
uiterlijke kenmerken
celonderdelen
Slide 13 - Slide
De vier rijken
Slide 14 - Slide
Schimmelrijk
Bacterierijk
Slide 15 - Slide
Plantenrijk
Dierenrijk
Slide 16 - Slide
Indelen in 4 rijken
Organismen worden verdeeld in 4 rijken. Je ziet het verschil door te kijken naar de bouw van de cel!
ieder organisme heeft:
cytoplasma
celmembraan
Slide 17 - Slide
Schimmel
Meest opvallend:
Lijkt op een plantencel, maar heeft geen bladgroenkorrel!
Wel
Celwand
Vacuole
Celkern
Let op: kan eencellig (gist) of meercellig zijn (paddenstoel)
Slide 18 - Slide
Dierlijke cel
een dierlijke cel heeft:
wel celmembraan
wel celkern
wel cytoplasma
geen celwand
geen vacuole
geen bladgroenkorrels
Slide 19 - Slide
Plantaardige cel
een plantaardige cel heeft:
wel celmembraan
wel celkern
wel cytoplasma
wel celwand
wel vacuole
wel bladgroenkorrels
Slide 20 - Slide
Bacterie
Meest opvallend:
Geen celkern!!!
Wel celwand
Geen vacuole
Geen bladgroenkorrel
Altijd eencellig
geen celkern, maar losse chromosomen
celwand
cytoplasma
sommige bacteriën hebben een zweepstaart
Slide 21 - Slide
In welke vier groepen kunnen de organismen worden ingedeeld?
Slide 22 - Open question
Naar welk onderdeel van organisme is gekeken bij het indelen in de vier groepen?
Slide 23 - Open question
Schimmel
Bacterie
Plantaardige cel
Dierlijke cel
Slide 24 - Drag question
Plantencel
Dierlijke cel
schimmel
Bacterie
celwand
celkern
(bladgroen) korrel
celmembraan
vacuole
Slide 25 - Drag question
Dierenrijk
Slide 26 - Slide
Ongewervelden (geen wervelkolom)
Gewervelden (wel een wervelkolom
Slide 27 - Slide
https:
Slide 28 - Link
https:
Slide 29 - Link
Naamgeving
Geslachtsnaam - eerste deel met een Hoofdletter
Soortnaam - geeft de soort van het dier aan met een kleine letter
Slide 30 - Slide
Determineren
Bepalen/opzoeken aan de hand van kenmerken welk organisme je hebt gevonden
Slide 31 - Slide
Wanneer behoren organismen tot dezelfde soort
A
Als organismen kunnen voortplanten
B
Als organismen vruchtbare nakomelingen krijgen
C
Als organismen kunnen voortplanten én de nakomelingen zijn vruchtbaar
D
Als organismen voortplanten én de nakomelingen zijn niet vruchtbaar
Slide 32 - Quiz
Zoek op internet de volgende informatie over de tijger en de leeuw op. a. Wat is de geslachtsnaam van de tijger? ……………………………………… b. Wat is de soortnaam ……………………………………… c. Wat is de geslachtsnaam van de leeuw? ……………………………………… d. Wat is de soortnaam van de leeuw? ……………………………………… e. Horen de leeuw en de tijger bij hetzelfde geslacht? Leg je antwoord uit
Slide 33 - Open question
In Europa komen vijf egelsoorten voor: Erinaceus concolor, Erinaceus europaues, Erinaceus roumanicus, Atelerix algirus en Hemiechinus auritus. Van welke egelsoorten veracht je dat het DNA het meest op elkaar lijkt? Leg je antwoord uit?
Slide 34 - Open question
Hoe noem je het bepalen van de naam van een organisme?
Slide 35 - Open question
De geslachtsnaam schrijf je altijd met een hoofdletter
A
Juist
B
Onjuist
Slide 36 - Quiz
De soortnaam schrijf je altijd met een hoofdletter
A
Juist
B
Onjuist
Slide 37 - Quiz
Gewervelden hebben géén wervelkolom
A
Juist
B
Onjuist
Slide 38 - Quiz
Een vis zwemt in de kom. Over welk levenskenmerk gaat het hier?
Slide 39 - Open question
De zebra ziet de cheetah. Welk levenskenmerk wordt hier genoemd
Slide 40 - Open question
Een cheetah heeft een zebra gevangen en eet deze. Welk levenskenmerk wordt hier genoemd?