Indelen van organismen

Organismen indelen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Organismen indelen

Slide 1 - Slide

Na deze lesson-up kan jij:
  • uitleggen waarom iets wel of niet een levend wezen is
  • de levenskenmerken opnoemen en herkennen
  • Uitleggen waarom een dier tot 1 soort hoor of niet
  • Uitleggen wat een hybride is                                                                                                                                                                                                                                                             
  • Organismen ordenen door naar hun uiterlijke kenmerken te kijken
  • De vier rijken van organismen herkennen aan hun celbouw.

Slide 2 - Slide

Je leeft als je alle 7 levenskenmerken vertoont
  1. Bewegen 
  2. groeien
  3. ademhalen
  4. voeden (eten)
  5. uitscheiden
  6. reageren (waarnemen)
  7. voortplanten
Levenskenmerk: DIe dingen waaraan je ziet dat iets levend is

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Soort
Als organismen kunnen voortplanten én als de nakomelingen kunnen voortplanten
De definitie bestaat dus uit 2 delen die allebei genoemd moeten worden!

Slide 5 - Slide

zelfde soort
ander ras

Slide 6 - Slide

Hybriden
Organismen kunnen wel voortplanten, maar de nakomelingen zijn onvruchtbaar!

Slide 7 - Slide

Dus horen ze tot dezelfde soort

Slide 8 - Slide

Ordenen
Indelen van organismen op basis van kenmerken. 
  • uiterlijke kenmerken
  • celonderdelen 

Slide 9 - Slide

De vier rijken

Slide 10 - Slide

Schimmelrijk
Bacterierijk

Slide 11 - Slide

Plantenrijk 
Dierenrijk

Slide 12 - Slide

Indelen in 4 rijken
Organismen worden verdeeld in 4 rijken. Je ziet het verschil door te kijken naar de bouw van de cel!

ieder organisme heeft:
cytoplasma
celmembraan

Slide 13 - Slide

Schimmel
Meest opvallend:
Lijkt op een plantencel, maar heeft geen bladgroenkorrel!
Wel 
Celwand
Vacuole
Celkern
Let op: kan eencellig (gist) of meercellig zijn (paddenstoel)

Slide 14 - Slide

Dierlijke cel
een dierlijke cel heeft:
  • wel celmembraan
  • wel celkern
  • wel cytoplasma
  • geen celwand
  • geen vacuole
  • geen bladgroenkorrels

Slide 15 - Slide

Plantaardige cel
een plantaardige cel heeft:
  • wel celmembraan
  • wel celkern
  • wel cytoplasma
  • wel celwand
  • wel vacuole
  • wel bladgroenkorrels

Slide 16 - Slide

Bacterie
Meest opvallend: 
Geen celkern!!!

Wel celwand
Geen vacuole
Geen bladgroenkorrel
Altijd eencellig
geen celkern, maar losse chromosomen
celwand
cytoplasma
sommige bacteriën hebben een zweepstaart

Slide 17 - Slide

Schimmel
Bacterie
Plantaardige cel
Dierlijke cel

Slide 18 - Drag question

Plantencel
Dierlijke cel
schimmel
Bacterie
celwand 
celkern
(bladgroen) korrel
celmembraan
vacuole

Slide 19 - Drag question

Dierenrijk

Slide 20 - Slide

Ongewervelden
(geen wervelkolom)
Gewervelden
(wel een wervelkolom

Slide 21 - Slide

Naamgeving
Geslachtsnaam - eerste deel met een Hoofdletter
Soortnaam - geeft de soort van het dier aan met een kleine letter

Slide 22 - Slide

Determineren
Bepalen/opzoeken aan de hand van kenmerken welk organisme je hebt gevonden

Slide 23 - Slide

Wanneer behoren organismen tot dezelfde soort
A
Als organismen kunnen voortplanten
B
Als organismen vruchtbare nakomelingen krijgen
C
Als organismen kunnen voortplanten én de nakomelingen zijn vruchtbaar
D
Als organismen voortplanten én de nakomelingen zijn niet vruchtbaar

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je het bepalen van de naam van een organisme?

Slide 25 - Open question

De geslachtsnaam schrijf je altijd met een hoofdletter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

De soortnaam schrijf je altijd met een hoofdletter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Gewervelden hebben géén wervelkolom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Een vis zwemt in de kom. Over welk levenskenmerk gaat het hier?

Slide 29 - Open question

De zebra ziet de cheetah. Welk levenskenmerk wordt hier genoemd

Slide 30 - Open question

Een cheetah heeft een zebra gevangen en eet deze. Welk levenskenmerk wordt hier genoemd?

Slide 31 - Open question