Engels vooraf thema 6 CONTACT

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

thema 6 contact

hst 1 luisteren, kijken en lezen, woorden

Welke woorden weet jij nog van de vorige les?

vertaal naar Nederlands:
messages

vertaal naar Nederlands:
would like

Weet je?

1. Do you no?
2. Know you?
3. You know?
4. Do you know?

alleen maar

1. just
2. lonely
3. only
4. only the lonely

On the phone

Does not text

What time?

Do you know?

Aan de telefoon

Smst niet

Hoe laat?

Weet je?

Telefoon

morgen

Ben vergeten

Avondeten

tomorrow

Forgot

Dinner

Phone

studiemeter.uitgeverij-deviant.nl

studiemeter.uitgeverij-deviant.nl

studiemeter.uitgeverij-deviant.nl

Van wie krijgt het meisje een bericht?
van.......

1. Frank
2. Pete
3. Jason
4. Mike

Wat vraagt hij aan haar?

1. Of zij weet of haar moeder nog boos op hem is.
2. Of zij weet wat ze gaan eten.
3. Of zij weet hoe laat de Engelse les is.
4. Of zij weet hoe laat de trein gaat.

Waarom weet zij het antwoord niet?

1. Zij weet niet hoe ze dit moet uitleggen.
2. Zij wil het niet vertellen.
3. Zij zag zijn bericht niet.
4. Zij is het vergeten.

Hoeveel berichtjes krijgt het meisje van hem?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

De laatste zin die het meisje zegt is 'I would like that'. Wat zou zij wel willen?

1. Naar de winkels gaan.
2. Naar zijn huis gaan.
3. Naar school gaan.
4. Naar haar huis gaan.

Welk tips en tops heb je voor deze les?

Hoe laat is het?

1. How late?
2. What time?
3. How is it late?
4. What time is it?

kwart voor...

1. a quarter for
2. a quart to
3. a quarter past
4. a quarter to

What time is it?

1. It is half three.
2. It's half past two.
3. It's half past three.
4. It is half past too.

1. It's twenty past six.
2. It is nearly half past six.
3. It's ten minutes to half seven.
4. It is ten for half seven.

Schrijf in het Engels :
44

Engels woorden die met 'tijd' en 'klok kijken' te maken hebben:

bekijk eerst het filmpje en leg daarna uit wat er mis gaat

Please hold the line.

What can I do for you?

You have an appointement at two o'clock.

I'll put you through.

U afspraak is om 14:00.

Ik verbind u door.

Wat kan

ik voor u doen?

Blijft u a.u.b. aan de lijn.

Ik gebruik

1. I take
2. I need
3. I use
4. I make

1. happy
2. sad
3. bored
4. angry

70

1. seventeen
2. seventyn
3. sefenteen
4. seventy

18

1. eighty
2. eightyn
3. eightteen
4. eighteen

15

1. fifty
2. fifteen
3. fourty
4. fourteen

60

1. sixty
2. sixteen
3. siksty
4. siksteen

12

1. twelve
2. twelfe
3. ten
4. tentwo

80

1. eighty
2. eightyn
3. eightteen
4. eighteen

0

Bij een heel uur zeg je:

It is ___ o'clock.

Bij een half uur zeg je: 

It is half past (voorbij) ___.

Kwart voor - Kwart over

Bij kwart voor zeg je:

It is a quarter to ___(het uur).

Bij kwart over zeg je:

It is a quarter past ___(het uur).