V2 schrijfvaardigheid 24: formeel en informeel taalgebruik


Welkom v2at!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Welkom v2at!

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdrachten nakijken
  3. Schrijfvaardigheid 24: formeel en informeel taalgebruik
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Opdracht 5, 6 en 7 nakijken
5 De rest van het boek zal gaan over de moord op de hond Wellington.


6 De schrijver stelt de ontknoping uit. Je komt er waarschijnlijk pas aan het eind van het boek achter wie de dader is. Op deze manier maakt de schrijver het plot spannend.

7 De hoofdpersoon zegt aan het einde ‘Dit is een detectiveroman’. In detectives wordt de ontknoping vaak zo lang mogelijk uitgesteld.


Slide 4 - Slide

Opdracht 8 nakijken
a Autisme is een stoornis in het verwerken van informatie uit de omgeving. Bij mensen met autisme komen dingen die zij zien, horen of ruiken anders binnen en worden die dingen ook op een andere manier verwerkt. Mensen met autisme hebben veel oog voor detail. Ze hebben moeite met het houden van overzicht en met sociale contacten.
b Christopher heeft vooral moeite met zich inleven in mevrouw Shears. Hij kan de situatie niet goed begrijpen en snapt niet waarom mevrouw Shears zo in paniek is.
c Siobhan is waarschijnlijk de psycholoog of lerares van Christopher.
d De aandoening van Christopher zorgt ervoor dat hij alles zeer gedetailleerd verteld. In het verhaal zijn er bijvoorbeeld veel details te vinden die helemaal niet van belang zijn.



Slide 5 - Slide

Schrijfvaardigheid 24: 
formeel en informeel taalgebruik

Doel: Je leert onderscheid te maken tussen formeel en informeel taalgebruik en ze in de juiste situatie te gebruiken.
 


Slide 6 - Slide

Wat is informeel taalgebruik? En wat is formeel taalgebruik? Wanneer gebruik je informeel taalgebruik? En wanneer formeel taalgebruik?

Slide 7 - Mind map

Formeel en informeel
Formeel betekent letterlijk dat de 'vorm' belangrijk is en voldoet aan regels. 
Formeel is zakelijk, deftig, officieel en 'zoals het hoort'. 
Formele taal gebruik je dus vooral buitenshuis, in zakelijke situaties. 
Informeel taalgebruik is persoonlijker, losser en meer geschikt voor niet-zakelijke, niet-officiële situaties. 

Slide 8 - Slide

Meest formeel
Niet formeel, niet informeel
Meest informeel

Slide 9 - Drag question

Waar moet je op letten bij het schrijven van een formele oftewel een zakelijke tekst?

  • Schrijf woorden volledig uit.
  • Vermijd vloeken, grof taalgebruik, straattaal of modewoorden.
  • Zorg dat je spelling, grammatica en interpunctie correct zijn.

Slide 10 - Slide

Voor een formeel brief of e-mail geldt:
  • Schrijf in de u-vorm.
  • Gebruik een formele aanhef: beste of soms zelfs geachte
  • Gebruik een formele afsluiting: met vriendelijke groet, hartelijke groet.
  • Wees beleefd en niet te direct of kortaf. 
  • Wees volledig: geef alle informatie die de lezer nodig heeft om jouw vraag of verzoek te kunnen beantwoorden.

Slide 11 - Slide

Herschrijf de volgende zin zo dat je ze kunt gebruiken in een formele brief of mail.
Ik vind het vet onterecht dat je me liet nablijven want ik was dus echt niet die zat te appen tijdens de les!!!!

Slide 12 - Open question

Herschrijf de volgende zin zo dat je ze kunt gebruiken in een formele brief of mail.
Als ik appels eet dan krijg ik hele rare rode blaasjes in mijn mond en jeuk en dan voel ik me echt enorm beroerd en zo dus dan weet u dat.

Slide 13 - Open question

Herschrijf de volgende zin zo dat je ze kunt gebruiken in een formele brief of mail.
Ik heb vorige week bij jullie een bluetoothspeaker gekocht maar dat ding doet het voor geen meter en het geluid is echt bagger dus nu wil ik mijn geld terug.

Slide 14 - Open question

Opdrachten maken
  • Maak opdracht 3, 5 en 6 op pagina 98-101 van je boek. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Je krijgt 20-25 minuten de tijd

Slide 15 - Slide

Antwoorden opdracht 3
a Mail a is formeler. De aanhef en afsluiting zijn officiëler. De tekst is uitgebreider, de docent wordt aangesproken met ‘u’ en er worden moeilijker woorden gebruikt.

b Dit is afhankelijk van de omgangsnormen op school. Als je op een school zit waar er formeel met docenten wordt omgegaan, dan mail a. Is er een informelere cultuur, dan kan mail b ook goed zijn.

Slide 16 - Slide

Antwoorden opdracht 5
a Formele en informele taal wordt door elkaar gebruikt.
b Esmee spreekt de man ten onrechte informeel aan.
c De oma maakt een vergissing; ‘kofje’ is een hypercorrectie. Het moet zijn: ‘koffie’.
d Formele en informele taal wordt door elkaar gebruikt – het lijkt of heer De Braber voor de gek wordt gehouden.
e De voorzitter maakt een vergissing; ‘ingelasten’ is een hypercorrectie. Het moet zijn: ‘inlassen’.

Slide 17 - Slide

Antwoorden opdracht 6
a In het Engelse voorbeeld legt de spreker ‘de schuld’ bij zichzelf. In plaats van te zeggen dat de ander hem niet begrijpt, zegt hij dat hij misschien zelf niet duidelijk genoeg is geweest.
In het tweede voorbeeld geven de Nederlanders het commentaar rechtstreeks aan de ontvanger (‘jij loopt voor gek’). De Engelsen houden het algemener. De outfit is ongebruikelijk, er wordt niet direct iets gezegd over de persoon.

Slide 18 - Slide

Antwoorden opdracht 6
b - Ik ben bang dat de plannen iets veranderd zijn.
 - Zou ik gebruik kunnen maken van de wc?
 - Ik weet niet zeker of dat een goed idee is.
Wat wij in het Nederlands zouden zeggen, bijvoorbeeld:
 - Ik kan toch niet op de afspraak komen.
 - Weet u waar de wc is?
 - Dat vind ik geen goed plan.
Het Nederlands is doorgaans veel directer en minder omwonden. Het is minder formeel. In het Engels wordt geprobeerd erg voorzichtig te formuleren, in het Nederlands is dat doorgaans niet erg belangrijk.

Slide 19 - Slide

Wat is het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik?
Geef antwoord in volledige zinnen!

Slide 20 - Open question

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 23 mei
  • Huiswerk: -
  • Meenemen: laptop, boek, schrift en pen
  • Programma: invalles van mevr. Van der Velde (tijdens deze les werk je aan opdr. 1 t/m 9 op p. 126-129)

Slide 21 - Slide