Argumenteren H2 Argumentatiestructuur

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Argumenteren les 2
Doelen: 
je kent standpunt en argument
je kent weerlegging en tegenargument
Je kent de argumentatiestructuren

Slide 2 - Slide

Vragen?
Argumenteren: blz 194 - 196 opdr 1, 3 en 5

Slide 3 - Slide

Herhaling argumenteren

Slide 4 - Slide

Oefening: standpunt of argument?

Geef aan of de zin tussen [...] een standpunt is
of een argument.

Slide 5 - Slide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 6 - Quiz

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 7 - Quiz

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een overzicht waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 8 - Slide

Argumentatiestructuren
  • Enkelvoudige argumentatie = een standpunt en één argument

  • Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)

  • Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten = één standpunt en meerdere argumenten die afzonderlijk het standpunt ondersteunen

  • nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten= twee of meer argumenten ondersteunen in combinatie met elkaar het standpunt

Slide 9 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
want

Slide 10 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Je lever gaat eraan kapot.
want
want

Slide 11 - Slide

Nevensch. onafh. argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
want
want

Slide 12 - Slide

Nevensch. afh. argumentatie
Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.
want

Slide 13 - Slide

Combinatie van argumentaties
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.
Een taxi kost meer dan zelf rijden.

Slide 14 - Slide

Oefening: Argumentatiestructuur
Maak de argumentatiestructuur:
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig van de hoofdact had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 15 - Slide

Oefening: Argumentatiestructuur
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 16 - Slide

Argumentatiestructuren
Maak van onderstaande stelling en argumenten een argumentatiestructuur. Noteer ook welke structuur je gebruikt hebt.

De prijs is veel te hoog.
Het is in het Frans geschreven.
Ik heb er zelf niet aan mogen meewerken.
Ik vind dit geen bevredigend wetenschappelijk boek geworden.
In het Engels zouden veel meer mensen het kunnen lezen.

Slide 17 - Slide

Oefening: Argumentatiestructuur
Ik vind dit geen bevredigend wetenschappelijk boek geworden.
Het is in het Frans geschreven.
De prijs is veel te hoog.
In het Engels zouden
veel meer mensen het
kunnen lezen.
Ik heb er zelf niet aan mogen meewerken.

Slide 18 - Slide

Aan de slag
  • Maak af wat je nog niet had van 1, 3 en 5 (cursus 6, par. 1)
  • Digitaal: cursus 6 paragraaf 2: opdracht (1), 2, 3, 5 en 6
  • Doe opdr 1 alleen als je de stof moeilijk vindt!
(Boek: NN paragraaf 2 argumenteren: blz 198 - 204 opdracht (1), 2, 3, 5 en 6)

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Huiswerk
opdr. 4 - 9 (p.200 - 203)

Slide 21 - Slide