In een zin kan de wij-vorm in de verleden tijd hetzelfde klinken als het infinitief of de wij- vorm in de tegenwoordige tijd.
De kinderen praatten gisteren over het werk
De kinderen zullen over het werk praten
De kinderen praten vandaag over het werk
Ik hoor 3 keer praten, maar toch schrijf ik het niet elke keer hetzelfde. Hiervoor moet ik de regels toepassen.