H1.3

1 / 32
next
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Slide 2 - Video

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Programma 
  • Terugblik vorige les. 
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 1.3
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Bespreken vraag van de week 
  • Aan het werk (keuze) 
  • Afronding van deze les 

Slide 5 - Slide

Noem een voorbeeld van een goed (goederen)

Slide 6 - Open question

Welk merknaam hoort er bij het soort merk?
Sleep het naar de juiste plek.
A-merk
B-merk
Huismerk

Trido koekjes
G'woon Koekjes 

Lu koekjes

Slide 7 - Drag question

Marketingmix frikandelbroodje

Hoogvliet 
Prijs                                  lage prijs
Plaats                              in wijk 
Product                           zelfde 
Promotie                        acties
Personeel                      niet 1:1
Presentatie                   bakkerij


Kantine MCA 
hoge prijs 
lage drempel (high traffic)
zelfde
geen acties 
1:1 beleving 
kantine bakkerij 

Slide 8 - Slide

Doelen van deze les 
  • Je kent de verschillende soorten inkomsten en uitgaven
  • Je weet wat budgetteren is. 
  • Je kunt rekenen met weken, maanden en jaren.
  • Je kunt rekenen met afschrijving

Slide 9 - Slide

Hoe kun je 
het middel geld krijgen?

  • Inkomen uit arbeid salaris, eigen ondernemer (winst)
  • Inkomen uit bezit verhuur, rente, dividend ​ 
  • Inkomen uit overdracht zak- en kleedgeld, uitkering. 
Arbeid
Werk je voor een baas? Dan krijg je loon. 
Ben je eigen baas? Dan is jouw inkomen de winst van de onderneming.
Bezit
Bezit je bijvoorbeeld een vakantiehuisje? Dan kun je dit aan andere verhuren om geld te verdienen. 

Bezit je spaargeld en zet je dit op een spaarrekening? Dan krijg je hiervoor rente. Je kunt het geld ook uitlenen aan iemand anders en daar rente voor vragen. 

Bezit je aandelen? Dan ben je een stukje eigenaar van het bedrijf. Als eigenaar krijg je (een stukje van) de winst. Dit noemen we bij aandelen dividend. 
Overdracht
Inkomen uit overdracht hoef je in principe niets voor te doen. 

- Zakgeld of kleedgeld krijg je zonder tegenprestatie. 
- Een uitkering krijg je, omdat je geen werk hebt. 

Slide 10 - Slide

Het loon verschilt per beroep. Waarom is dit? 

Leeftijd 
Prestaties 
Ervaring
Opleiding 
Zwaarte beroep
Verantwoordelijkheid​ 
De vraag naar bepaalde werknemers

Slide 11 - Slide

Denk aan het vorige rijtje. Wie zal er het meeste geld verdienen
(allemaal 8 jaar werkervaring).

A
Docent basisschool (hbo)
B
Vuilnisman of -vrouw (ongeschoold)
C
Directiesecretaris of -secretaresse (mbo)
D
Programmeur (mbo of hbo)

Slide 12 - Quiz

Gemiddelde inkomens 
(niet leren)

  • Docent basisschool                                 Gemiddeld 4.000 euro
  • Vuilnisman of -vrouw                              Gemiddeld 2.100 euro
  • Directiesecretaris / -secretaresse    Gemiddeld 2.000 euro
  • Programmeur                                              Gemiddeld 4.500 euro

Slide 13 - Slide

Hoe kunnen we uitgaven verdelen?
  • Vaste lasten zijn iedere periode hetzelfde
  • Huishoudelijke uitgaven ook wel dagelijkse uitgaven. Dit zijn uitgaven die je iedere dag kan doen. 
  • Incidentele uitgaven zijn uitgaven die je soms doet en waarvoor je moet sparen

Slide 14 - Slide

Het kopen van een auto valt onder...
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 15 - Quiz

Het kopen van een frikandel bij de snackbar valt onder...
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 16 - Quiz

Budgetteren
Je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen. 

Dit doe je in een begroting, ook wel budgetplan. Overzicht maken van de inkomsten en uitgaven die je in een bepaalde periode verwacht. Deze periode is vaak een maand of jaar.
 
Nibud
Het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) helpt mensen om overzicht te krijgen in hun inkomsten en uitgaven. Ook geven zij advies hoeveel financiele reserves je moet hebben. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Begroting

Slide 19 - Slide

Rekenen met weken, maanden en jaren
Een jaar bestaat uit 12 maanden en 52 weken. 
Een maand bestaat niet exact uit 4 weken! 

Jaar > maand = jaarbedrag : 12 maanden 
Maand > jaar = maandbedrag x 12 maanden 
maand > week = maandbedrag x 12 maanden : 52 weken 
week > maand = weekbedrag x 52 weken : 12 maanden

Slide 20 - Slide

Claire krijgt 5 euro zakgeld per week.
Hoeveel is dit per maand?
Rond het antwoord af op twee decimalen.

Slide 21 - Open question

Piet krijgt 12 euro zakgeld per maand.
Hoeveel is dit per week?
Rond het antwoord af op twee decimalen.

Slide 22 - Open question

De jaarbijdrage voor een sport abonnement is 120 euro. Hoeveel is dit per maand?
A
12 euro
B
10 euro
C
2,31 euro
D
12,31 euro

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

Geld reserveren: Je legt geld apart om een bepaald product te vervangen. 
Je koopt een auto van 12.000 euro en verwacht er vier jaar in te gaan rijden. De inruilwaarde van de auto is over vier jaar 7.500 euro (verwachting). Bereken de reservering per maand. 

Stap 1: bereken totale reservering.
Stap 2: haal eventuele restwaarde van reservering af.
Stap 3: bereken maandbedrag. 
Antwoord
12.000 

12.000 - 7.500 = 4.500 euro 

4.500 : 48 = 93,75 euro per maand

Slide 25 - Slide

Aan het werk 


De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

Begin met het maken van opdrachten 9, 10 en 11,
deze bespreken we zo klassikaal.
Maken: par. 1.3 opdrachten: 3 t/m 11
timer
10:00

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Keuzewerk


Je kunt aan de slag met de volgende keuzes: 

  • Huiswerk maken: par. 1.3 opdrachten: 3 t/m 11.
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias 
timer
10:00

Slide 30 - Slide

Afronding van deze les 
  • Je kent de verschillende soorten inkomsten en uitgaven
  • Je weet wat budgetteren is. 
  • Je kunt rekenen met weken, maanden en jaren.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide