Om uitspraakproblemen te voorkomen, gebruik je trema’s, apostrofs, accenten en soms een cedille.
Het trema gebruik je:
om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken:
beïnvloeden, Indiër, reeën, variëren; er is dus geen trema nodig in: beantwoord, deodorant, ontdooiing;
in sommige leenwoorden: fröbelen, kür, patiënt.
Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: auto-eigenaar, bio-economie, maffia-achtig.