ONRUST ROND MACHU PICCHU

Onrust rond Machu Picchu
Nieuwsbegrip B
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Nieuwsbegrip BBasisschoolGroep 6

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Onrust rond Machu Picchu
Nieuwsbegrip B

Slide 1 - Slide

abrupt

Daar kwam abrupt een einde aan.
A
langzaam
B
plotseling
C
zwaar
D
vechten

Slide 2 - Quiz

stranden

Zij zijn daar gestrand.
A
iets voorzeggen
B
verder gaan
C
niet verder kunnen
D
iets moeilijks doen

Slide 3 - Quiz

evacueren

Wij moesten evacueren.
A
optreden
B
een wedstrijd spelen
C
leren
D
naar een veilige plek gaan

Slide 4 - Quiz

Maak een goede zin met het woord:
de functie

Slide 5 - Open question

Verwijswoorden
Woorden die verwijzen naar een ander woord in de tekst
(mensen - dieren - dingen)

Slide 6 - Slide

Waarom verwijswoorden
Een tekst wordt anders heel moeilijk leesbaar
Voorbeeld
Het meisje schiet de bal op doel. Door het schot van het meisje scoort het meisje.
Beter
Het meisje schiet de bal op doel. Door haar schot scoort ze.
Haar en ze verwijzen naar het meisje.

Slide 7 - Slide

Twee voorbeelden
Niels heeft een arm gebroken. Dat is vervelend voor hem.
hem verwijst naar Niels

Wie heeft die kat gisteren eten gegeven? Hij had erg honger namelijk
Hij verwijst naar de kat

Slide 8 - Slide

Wat zijn de verwijswoorden in de volgende zinnen en waar verwijzen ze naar?
De klas werkt heel hard. Ze gaan het zeker snappen.

Hardlopen is een leuke sport. Toch vind ik het zwaar.

Zwemmen is en sport, maar daar vind ik niks aan.

Wie heeft dit gekookt? Ik ga die soep niet eten!


Slide 9 - Slide

Wat is het verwijswoord in de volgende zin:
Ik heb pasta op brood, maar dat vind ik niet lekker.

Slide 10 - Open question

Wat is het verwijswoord in de volgende zin:
De toets is goed gemaakt door ons. Wij hadden daar geen moeite mee.

Slide 11 - Open question

Lees regel 20 en 21:
Machu Picchu... t/m plek.
Waar verwijst het naar?
A
jaarlijks
B
Machu Picchu
C
een miljoen toeristen
D
plek

Slide 12 - Quiz

Zoek in je tekst naar 10 verwijswoorden
Wat is het verwijswoord? (woord)
Waar staat het woord? (regel)
Waar verwijst het naar? (woord)
Voorbeeld: Dat - regel 5 - de zeven wereldwonderen

Slide 13 - Slide