BLOK 4 Over taal

Het woordenboek
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het woordenboek

Slide 1 - Slide

leerdoelen
aan het einde van deze les:
- Je weet welke informatie woordenboeken geven
- Je kunt papieren en onlinewoordenboeken gebruiken

Slide 2 - Slide




Waarvoor gebruik je een woordenboek





Je gebruikt een woordenboek om erachter te komen wat de betekenis van een woord is
Bijvoorbeeld: De vloeistof van de make-up reiniger is vervlogen
Ook kan je het woordenboek gebruiken om de geslachtsvorm van het woord op te zoeken/de uitspraak van het woord/  hoe je het meervoud moet maken

Slide 3 - Slide

stappenplan moeilijke woorden...
Voordat je het woord opzoekt in het woordenboek moet je eerst kijken naar de volgende dingen ----->

Slide 4 - Slide

Als je een woord niet begrijpt...
stap 1:     lees een stukje terug of lees een stukje verder. 
 Vaak zie je:





Slide 5 - Slide

vaak zie je ....

een uitleg of een omschrijving van het woord.
Ik ga heel graag naar een musical. Dat is een voorstelling waarin zowel geacteerd als gezongen wordt.

Slide 6 - Slide

vaak zie je.....

een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
De juf zei: ik moet de toetsen nog corrigeren, ik hoop dat ik ze morgen heb nagekeken.

Slide 7 - Slide

vaak zie je ....

een woord dat het tegenovergestelde betekent.
Vroeger was mijn opa altijd sterk en fit, nu is zijn gezondheid broos.

Slide 8 - Slide

grondwoorden
Zo staat het in het woordenboek.

Bij zelfstandige naamwoorden: je zoekt het enkelvoud en géén verkleinwoord.
jasje --> jas
piano's --> piano
kastjes --> kast
tafeltje --> tafel

Slide 9 - Slide

grondwoorden
Zo staat het woord in het woordenboek:

Bij werkwoorden zoek je naar het hele werkwoord.
gelopen --> lopen
zwommen --> zwemmen
gezongen --> zingen
toverde --> toveren

Slide 10 - Slide

grondwoorden
Zo staat het in het woordenboek

Soms zoek je de korste vorm.
goedkope --> goedkoop
zieke --> ziek
moeilijke --> moeilijk 

Slide 11 - Slide

het grondwoord van computertje is:

Slide 12 - Mind map

het grondwoord van gewinkeld is

Slide 13 - Mind map

het grondwoord van veranderden is

Slide 14 - Mind map

het grondwoord van viooltje is

Slide 15 - Mind map


2 Een woordenboek gebruiken

Slide 16 - Slide

Woordenboek
  • De woorden in het woordenboek noem je trefwoorden
  • De woorden staan op alfabetische volgorde
  • Vraag: Wat is ook alweer alfabetische volgorde?
  • Zoek de volgende woorden op:
  • aap
  • slangen

Slide 17 - Slide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 2

zeggen hoe iemand heet

Slide 18 - Slide

woordenboek
Let hier dus op wanneer je de betekenis uit een woordenboek haalt. 
Een woord kan meerdere betekenissen hebben. 
De zin bepaalt welke betekenis je moet gebruiken.

Slide 19 - Slide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 20 - Slide