werkstuk naar aanleiding van een boek

Doel
Aan het eind van de les weet je de eisen van het werkstuk.
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Doel
Aan het eind van de les weet je de eisen van het werkstuk.

Slide 1 - Slide

Opdracht:

het schrijven van een werkstuk naar aanleiding van het lezen van een boek.


Slide 2 - Slide

De inhoudsopgave
In de
inhoudsopgave staan alle onderdelen van het werkstuk genoemd, van de inleiding

tot de
bronvermelding. Voor elke hoofdstuktitel vermeld je het
hoofdstuknummer

Slide 3 - Slide

Het voorwoord
Het
voorwoord is meestal maar kort
en in veel werkstukken kun je het ook
weglaten. Je schrijft het voorwoord pas helemaal op het laatst, als alle andere onderdelenal af zijn. In plaats van een voorwoord kun je ook een nawoord schrijven, dat aan het einde van het werkstuk komt.

Slide 4 - Slide

De inleiding
In de
inleiding laat je de lezer weten hoe het werkstuk is opgebouwd, waarom je voor het boek hebt gekozen en wat je ervaringen zijn tijdens het schrijven van hetwerkstuk. De inleiding schrijf je dus ook pas als het werkstuk al helemaal af is.

Slide 5 - Slide

De tekst
Zorg ervoor dat je bij het verslag gebruikmaakt van een simpel/zakelijk
lettertype. Denk aan Calibri
of Arial. Maak niet gebruik van
Word-art, dat past niet bij zakelijke teksten zoals een verslag. Gebruik geen
rare, felle kleuren op de achtergrond. Zulk soort toepassingen maakt een tekst
onoverzichtelijk. Maak alleen gebruik van andere kleuren als dat bij de tekst
past. Denk hierbij aan een hyperlink, titel of subtitel. Let op het gebruik van
de juiste spelling, houd rekening met hoofdletters, punten en komma's.


Slide 6 - Slide

De lettergrootte

Gebruik bij een verslag lettergrootte 12 en een normale regelafstand (1,0 of 1,15). Voor titels en subtitels is het gebruikelijk om lettergrootte 14 te gebruiken en/of ze in bold te zetten.

Slide 7 - Slide

De opbouw
Gebruik de driedeling; inleiding-kern en afsluiting.
Als het nodig is, geef dan in je verslag antwoord
op de hoofd- en deelvragen. Maak een indeling in alinea’s en zorg ervoor dat er tussen de alinea’s een witregel zit.

Slide 8 - Slide

De afbeeldingen
Als je
gebruik wilt maken van afbeeldingen en/óf foto’s, dan moet je ervoor zorgen ze
op een logische plaats in de tekst staan. De verhouding tussen tekst en
afbeelding moet constant zijn en de afbeeldingen moeten niet te groot zijn. Een
afbeelding kan een mooie toevoeging zijn bij een stuk tekst, maar houd er wel
rekening mee dat niet elk stukje tekst een afbeelding nodig heeft.

Slide 9 - Slide

De bronnenlijst
In de
bronnenlijst noem je alle bronnen die je hebt gebruikt bij het maken van je
verslag. Als je gebruik hebt gemaakt van citaten zet je in de bronnenlijst zo
nauwkeurig mogelijk van wie het citaat was en waar je het citaat hebt gevonden.

Slide 10 - Slide

Het schrijfplan
Voordat je start met het werkelijke verslag, maak je eerst een
schrijfplan. Kijk op bladzijde 94 en 235 van je boek. Zo maak je voor jezelf inzichtelijk
wat je wilt schrijven en wat de hoofd- en bijzaken zijn

Slide 11 - Slide

De onderdelen

In jouw werkstuk komen de volgende onderdelen aan de orde:
 - een samenvatting, twee citaten; de eerste- en de laatste zin; de personages;

de thematiek; de titelverklaring;
de omgeving|(decor);

-Jouw beoordeling

Slide 12 - Slide

Succes!

Slide 13 - Slide