H2 NN 2-KGT Schrijven Werkstuk

H2 schrijven - werkstuk
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

H2 schrijven - werkstuk

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je leert een tekst schrijven voor een werkstuk.
- Je leert informatie uit bronnen opzoeken.
- Je leert informatie uit bronnen in eigen woorden opschrijven. 
- Je verdeelt je tekst in hoofdstukken en alinea's. 

Slide 2 - Slide

Startopdracht
Maak de startopdracht: lesboek, blz. 44
Lees daarvoor tekst 1 in op blz. 44
Lees daarna de vier bijbehorende vragen. 
Noteer je antwoorden in het schrift. 

Slide 3 - Slide

werkstuk

Slide 4 - Slide

Werkstukkenwijzer
In deze werkstukkenwijzer zie je precies hoe je een werkstuk op moet bouwen. Houd je aan deze werkwijze.

Zorg ook voor een aantrekkelijke en informatieve lay-out door bijvoorbeeld tabellen, grafieken, schema's of afbeeldingen toe te voegen.

Slide 5 - Slide

Stap 1. Kies een onderwerp
Je kiest een onderwerp waar je al heel veel van weet, of nog leuker;
Je kiest een onderwerp waar je juist (bijna) niets van weet en waar je graag meer over wilt weten. 

Slide 6 - Slide

Stap 2 Schrijf een voorwoord
In een voorwoord schrijf je waarom je het onderwerp hebt gekozen, wat je er al over weet en wat je denkt er over te gaan leren. Je voorwoord mag niet te kort, maar ook niet te lang zijn. Probeer een voorwoord te schrijven van ongeveer 10 tot 15 regels. 

Slide 7 - Slide

Stap 3. Verzamel informatie
Bedenk wat je wilt leren/weten over het onderwerp. Ga in de
bibliotheek op zoek naar informatie (informatieboeken en
tijdschriften), kijk op internet of vraag aan iemand wat zij over het onderwerp
weten. Verzamel al deze informatie.
 Maak een bronnenlijstje met websites, boeken en tijdschriften die je hebt gevonden en gaat gebruiken.

Slide 8 - Slide

Stap 3
- Markeer belangrijke of interessante informatie. Let daarbij op hoofdzaken.
- Zoek de betekenissen op van moeilijke of onbekende woorden.  
- Vervang woorden die jij nooit gebruikt door makkelijkere woorden.
- Maak goede, niet te lange zinnen. 

Slide 9 - Slide

Stap 4. Titel en hoofdstukken
Maak een lijstje met hoofdstukken die je gaat maken. De hoofdstukken gaan over de verschillende onderdelen van het onderwerp. Dit zijn dus per hoofdstuk jouw deelonderwerpen over het grote onderwerp.
Uiteindelijk komen deze hoofdstukken in de 
inhoudsopgave van jouw werkstuk te staan.
Verzin bij elk hoofdstuk een goede titel

Slide 10 - Slide

Stap 5. Schrijf het werkstuk
Je maakt het werkstuk op de computer. 
Het aantal pagina's is niet interessant, maar kijk of de
informatie te begrijpen is voor de lezer(s) en of het klopt. 
- Heb je voldoende informatie gegeven? 
- Snap je zelf wat er mee bedoeld wordt?
Probeer per hoofdstuk minimaal een half A4 te schrijven.

Slide 11 - Slide

Stap 5 
Voorbeeld inhoudsopgave:
blz. 1 inhoudsopgave
blz. 2 voorwoord
blz. 3 titel hoofdstuk 1
blz. 4 titel hoofdstuk 2 
blz. 5 titel hoofdstuk 3
blz. 6 titel hoofdstuk 4
blz. 7 titel hoofdstuk 5
blz. 8 nawoord
blz. 9 bronnen

Slide 12 - Slide

Stap 5 
Tips:
- Let op: je mag niks van het internet 'kopiëren'. Gebruik dus je eigen woorden en type geen zinnen letterlijk over. 
- Gebruik geen woorden die je niet kent, kom je een moeilijk woord
tegen, zoek dan de betekenis op of vraag om hulp.

Slide 13 - Slide

Stap 5 
Tips:
- Type het hele werkstuk met hetzelfde lettertype. 
- De titels mag je best met lettergrootte 14 of 16 doen, maar zorg dat alle informatie lettergrootte 12 heeft. Dit is gebruikelijk!

Slide 14 - Slide

Stap 5 
Tips:
- Type niet alles achter elkaar. Als je iets over een nieuw deelonderwerp gaat typen, laat dan een regel open (nieuwe alinea) of verzin een kopje dat je erboven kunt zetten.
- Na het typen kijk je of je hoofdletters, punten en komma's hebt gebruikt en controleer je de spelling.
- Een nieuw hoofdstuk begint op een nieuwe bladzijde!

Slide 15 - Slide

Stap 5 
Nawoord en bronnenlijst:
Als je alle hoofdstukken hebt geschreven, schrijf je tot slot nog een nawoord. Hier schrijf je
kort wat je hebt geleerd en wat je leuk en minder leuk vond aan het werkstuk. 
Op het laatste blad van jouw werkstuk, schrijf je de 'bronnen'. Hier schrijf je alle boeken, tijdschriften en websites die je hebt gebruikt. Zorg ervoor dat je de titel en de schrijver van het boek opschrijft. 

Slide 16 - Slide

Stap 6. Mooi maken
Nu ben je helemaal klaar met schrijven en ben je bijna klaar met het werkstuk!
Maak een mooie voorkant, waar de titel van jouw werkstuk, jouw naam (voornaam en achternaam) en je klas duidelijk op staan. 
Verder maak je de voorkant af met een plaatje.
 Controleer het hele werkstuk nog een keer, ziet het er mooi uit? 
Doe het werkstuk uiteindelijk in een mooi mapje en klaar!
Lever je digitaal je werkstuk in? Sla je bestand dan op met vermelding van je voor- en achternaam. 

Slide 17 - Slide

Oefenen in het lesboek
Blz. 44-45
Maak opdracht 1 (met tekst 2)
Maak opdracht 2

Slide 18 - Slide

Leerdoelen
- Je leert een tekst schrijven voor een werkstuk.
- Je leert informatie uit bronnen opzoeken.
- Je leert informatie uit bronnen in eigen woorden opschrijven. 
- Je verdeelt je tekst in hoofdstukken en alinea's. 

Slide 19 - Slide

Kennen/kunnen bij het maken van werkstukken voor een cijfer
- Je kunt een tekst schrijven voor een werkstuk.
- Je kunt informatie uit bronnen opzoeken en een bronnenlijst opstellen.
- Je kunt informatie uit bronnen in eigen woorden opschrijven.
- Je verdeelt je tekst in hoofdstukken en alinea's. 

Slide 20 - Slide

EINDE

Slide 21 - Slide